Maandag 12 juni
Geachte Alfigenzen,
Augustinus is een oude liefde van mij. Niet zozeer omdat Augustinus een belangrijke voorman is voor het christendom (‘aartsvader’) en de christelijke theologie, maar omdat Augustinus redeneert. Augustinus is geen dogmatisch denker. Hoewel de waarheid van de bijbel ontwijfelbaar is, blijft Augustinus de zaak steeds van alle kanten onderzoeken, twijfelen waar mogelijk, doorvragen zolang het kan. Het is verbazend waar hij al redenerend terechtkomt. Reden genoeg om hem eens op de agenda van het dispuut te plaatsen, maar dit is niet waarom ik voor Augustinus heb gekozen.
Augustinus leefde in een religieus verscheurde tijd. Het aloude veelgodendom (zo noem ik het maar), de ‘godsdienst’ van het Romeinse Rijk was inmiddels vervangen door het christendom als staatsgodsdienst. Echter lange tijd bleef christendom en veelgodendom naast elkaar bestaan. De aristocratie bleef veelal tradioneel gelovig. In 410 n. Chr. viel de nooit veroverde duizendjarige stad Rome in handen van Alaric de Oostgooth. Hoewel geen hoofdstad meer - dat was Ravenna - betekende dat een enorme crisis in het zelfvertrouwen van de traditionele Romein, die de schuld gaf aan de religieuze verscheurdheid van het rijk. Directer nog wezen zij op het christendom als oorzaak van de ellende, dat als staatsgodsdienst moest worden afgeschaft, aangezien het nu wel bewezen was dat met de christelijke god geen successen te behalen waren (men koos de god waarvan men het meeste hulp kon verwachten: het christendom is voor watjes). Bovendien kenden de christenen een eigen vorm van rechtvaardigheid en zo is de basis voor de staat weg te vallen, het recht: de rechtsstaat komt in gevaar!
De discussie die in Augustinus tijd werd gevoerd over de basis van de staat lijkt een beetje op die in onze tijd. Augustinus schrijft een verdediging van het christendom De Civitate Deï (= Over de Godsstaat) waarin hij nauwgezet de argumenten van de tegenpartij onderzoekt en weerlegt en een nieuwe basis voor de staat formuleert. In onze tijd vragen we ons ook af, wat een staat bijeen houdt: moeten we een grondwet voor Europa formuleren? Zijn er gemeenschappelijke Europese waarden en normen? Bestaat er zoiets als een volksgeest, een volkscultuur? Moeten we allen de waarden en normen of het recht binnen een gemeenschap overnemen als lid van die gemeenschap? Antwoorden op deze vragen zijn soms misleidend vanzelfsprekend! Dit vormt de aanleiding om over Augustinus’ en andere klassieke staatstheorieen te praten.
Tot ziens op 19 juni.
Rob Losekoot