25 oktober 2004
Geachte Dispuutgenoot,
Nog een laatste keer wil ik met u van gedachten wisselen over de geestelijke vermogens en hoe groot de kans is op kunstmatige intelligentie. Begrijpen is een gevolg van een denkproces dat in een denkorgaan plaats vindt. Of dit denkorgaan nu bestaat uit silicium, uit neuronen of uit iets anders is even niet van belang. Met andere woorden: niet waar het verstand uit voort komt heeft mijn belang maar hoe deze is opgebouwd. Wellicht kan aan de hand van de anatomie hiervan worden ontleend welke voorwaarden nodig zijn om tot een verstand te komen. En wellicht komt tevens meer licht op de aanname dat kunstmatig begrijpen mogelijk is.
Tijdens de concipiëring van mijn vertoog hierover ervoer ik hoe moeilijk het is om bij de anatomie te blijven en niet de fysiologie er bij te betrekken. Wanneer het hart wordt uitgenomen en wordt opengesneden kan aan de hand van de vorm de functie worden afgeleid. Bij het verstand vallen vorm en functie nogal eens samen. Het is mij dan ook niet goed gelukt om een zuiver anatomisch beeld te geven van het verstand of de rede.
Een tweede moeilijkheid ervoer ik bij het gebruik van de kernwoorden verstand, rede, het denken enzovoorts en ik zag dat I. Kant een enkele keer der Verstand en der Vernunft tegelijk in een zin gebruikt. In zijn boek Kritik der Reinen Vernunft stelt hij zich zelfs de hoofdvraag " was und wie viel kann Verstand und Vernunft, frei von aller erfahrung, erkennen und nicht, wie ist das Vermögen zu Denken zelbst möglich? (A XVII) Ik heb in mijn artikel geen onderscheid gemaakt tussen de begrippen verstand en rede. De opmerking van Kant dat "reine Vernunft eine volkommen einheit ist" (A XIII) heb ik dankbaar aangegrepen om een anatomie mogelijk te maken.
Tenslotte wijs ik u gaarne op de opdracht aan het eind van het stukje.
Anatomie van de rede.
De menselijk rede wordt veelal gezien als een proces dat zich van uit het lichaam voltrekt. De daaruit voortvloeiende wens om het denkproces te doorgronden mondt in dat geval uit in een zoektocht op de grens tussen het materiële- en immateriële gebied naar de schakel tussen materie en geest. Hoewel in diverse wetenschapsgebieden op dit grensvlak onderzoek is, is deze verbinding nog niet duidelijk zichtbaar in beeld gekomen.
In de quantumfysica zijn deeltjes gevonden die nu eens massa hebben en dan weer massaloos zijn. Deze deeltjes zijn weliswaar aangetoond (neutrino's 1931) maar de toepasbaarheid op de wijze zodat de rede verklaard zou kunnen worden binnen een menselijk lichaam is nog niet aanwezig.
In de biochemie is materie die kan omslaan naar non-materie nog niet aangetoond tenzij we de inzichten van de homeopathie aannemen. In deze visie is het mogelijk de medicinale drankjes zo te verdunnen dat aantoonbaar geen moleculen van de werkzame stoffen meer aanwezig zijn. Niettemin is, naar eigen zeggen, deze verdunning werkzaam omdat de 'indruk' van de werkzame stof is achtergebleven.
Filosofen als J. Searle en D. Dennet poneren dat biochemische processen op een of andere wijze een denkproces veroorzaken; dat deze processen gaandeweg men hoger in de hersenfysiologie belandt uiteindelijk tot denken leiden. Deze gedachte is reeds in de pneumaleer neergelegd. Galenus (129-199) spreekt van verrijking van pneuma tot spiritus naturalis in de lever, die opgewerkt tot spiritus vitalis in het hart en uiteindelijk in een netwerk net onder de hersenen getransformeerd tot spiritus animalus (pneuma psychicon). De pneuma werd gezien als intermediair tussen ziel en lichaam.
De vraag naar het proces dat geestelijke vermogens zoals de rede tot stand brengt lijkt mij een vraag voor neurowetenschappers, de vraag naar constructie en werking van de rede lijkt mij een vraag voor filosofen.
Het vertrekpunt voor deze tocht is de aanname dat de rede bestaat. Voor de volledigheid zou het vertrekpunt veel verder weg moeten liggen en bij Die Geist (Hegel) of de Idee (Plato) beginnen maar mijn intentie is slechts de rede te ontleden waar die zich op het grensvlak van materie\non-materie voordoet. Ik maak geen onderscheid tussen rede en menselijk rede omdat ik voor deze oefening voorlopig niet ben geïnteresseerd in de uitkomst van de rede. Ik wil de rede graag scheiden van de ziel en van de geest door aan te nemen dat deze beide laatste passief zijn en niet rechtstreeks door het individu of machine beïnvloed worden. Ook ga ik niet in op de verleidelijke vraag of de rede zonder ziel en geest kan bestaan. Denken of voorstellingskracht is een actief proces van gecontroleerde geestelijke activiteit. Tevens beperk ik mij tot één wereld. Taalkundig beschouwd is denken een werkwoord en de gedachte de gesubstantieerde vorm ervan. Ik zal het meer omvattende en meer actieve begrip 'de rede' of 'het verstand' gebruiken. Het gevaar is groot te vervallen in scholastische redeneringen maar omdat het hier een experiment betreft neem ik deze gevaren voor lief in de wetenschap dat de context van de tegenwoordige tijd een oogje in het zeil houdt.
Het materiële lichaam.
Het is natuurlijk vreemd een anatomie van de rede aan te vangen met het materiële lichaam. Echter wanneer de rede zo dicht op de scheiding van lichaam en geest wordt ontleed, ontkomt men niet aan de inwerking van het lichaam. Door deze invloed is de rede gebonden aan de capaciteit van het materiële lichaam. Belangrijker is echter de invloed van het lichaam op de rede voor het tot stand komen en onderhouden van het geheugen, het geweten en de emotie; drie te ontleden delen van de rede. De rede kan deze functies slechts bevatten door wisselwerking met het lichaam dat met dit doel moet voldoen aan drie voorwaarden te weten:
1. Het lichaam moet in staat zijn zichzelf in stand te houden.
Omdat de rede uitsluitend mentaal is, is ze is niet zelfstandig in staat tot het verkrijgen van informatie over de wereld. Het materiële lichaam stelt de individuele rede hiertoe in staat. Daarbij zijn anatomische structuren nodig om informatie op te vangen en deze moeten op een of andere wijze in aanraking komen met de wereld. Zintuigen, antennes en andere receptoren voldoen aan deze eis. In een informatieloze toestand zou de rede slechts zichzelf denken en zou de uitkomst van de rede niet articuleren in een praktische verhouding met de wereld. De individuele rede zal verdwijnen omdat de middelaar tussen de rede en de wereld, in casu het materiële lichaam, voeding zoals voedsel, elektriciteit en materie niet meer uit de wereld kan betrekken.
2. Het lichaam moet zichzelf kunnen bewegen
Meer informatie betekent meer kennis tot zover de capaciteit van de individuele rede reikt. Maar ook de soort informatie is belangrijk. Wanneer het lichaam verplaatsbaar is over de wereld dan zal de verscheidenheid van informatie toenemen en de rede verbeteren, tot een zekere verzadiging bereikt is.
3. Het lichaam moet vergankelijk zijn.
Slechts op deze wijze kunnen de categorieën tijd en ruimte informatie verkrijgen.
De rede bestaat uit:
1. Categorieën.
Op welke wijze informatie wordt opgenomen en tot kennis raakt is een vraag die filosofen eeuwenlang heeft bezig gehouden. Tot nu toe heeft I. Kant de meest uitvoerige en meest waarschijnlijke ontleding verricht door categorieën als model te introduceren. Categorieën zijn begrippen van een voorwerp of onderwerp (gegenstand) waardoor de aanschouwing, in aanmerking genomen van een logische beoordeling, als juist wordt gezien. (A 95\5) Informatie wordt in categorieën verwerkt, opgewaardeerd of omgevormd tot kennis. Kant heeft tevens de fysiologie van deze categorieën uitvoerig beschreven. Kant heeft niet beschreven dat informatie ook onbewust in de rede invloed kan uitoefenen op het denkproces. Dat dit wel degelijk gebeurt leert het artikel van de psycholoog Tim Wilson. Hij heeft, blijkens een interview in het maandblad van het NRC van mei 2004 het onbewuste weer op de agenda gezet. Zijn boodschap is dat mensen niet weten waarom ze iets doen en hij staaft dit met allerlei onderzoekjes; Amerikaanse tandartsen blijken twee maal zo vaak Dennis te heten bijvoorbeeld. Tevens blijkt uit onderzoek dat het brein oriëntatiepunten automatisch, dus buiten het bewustzijn vastlegt. Dit gebeurt in de parahippocampale gyrus. Verrassend is blijkens het krantenartikel dat de activiteit van de parahippocampale gyrus onafhankelijk is van het feit of de proefpersoon zich het voorwerp bewust herinneren of niet. Voorgaande betekent dat de categorieën ook onbewuste informatie opnemen, rubriceren en eventueel verwerken tot kennis. Betekent voorgaande eveneens dat de categorieën hierin autonoom zijn?
2. Geweten
De Oostenrijkse etholoog Konrad Lorenz stelt dat aanschouwingsvormen als tijd, ruimte, categorieën zoals causaliteit en substantie etc. niet op individuele zintuiglijke ervaring gebaseerd zijn maar het resultaat van miljoenen jaren van evolutie. Door natuurlijke selectie is het kenapparaat afgestemd op de objectieve werkelijkheid die de functionele betrouwbaarheid van het kenapparaat waarborgt in dagelijkse situaties. Deze afstemming omvat mijns inziens in de kern het geweten omdat kennis vanuit het verleden de mogelijkheid biedt tot adaptief handelen. Het geweten kiest in een situatie voor de mogelijkheid die het lichaam de minste schade doet en die het lichaam in stand houdt. Zonder deze functie houdt het materiële lichaam op te bestaan en daarmee de individuele rede. Zodoende oefent het geweten tevens invloed uit op het informatieverwerkingsproces. De hiermee gepaard gaande ethische handelingen zijn dan ook vanuit evolutionair oogpunt verklaarbaar. Het blijkt namelijk dat in een modelmatige populatie waarin altruïsme en egoïsme gelijk voorkomt het altruïsme meer toeneemt. Dit gegeven is mijns inziens zeker op onderhoud van het materiële lichaam van toepassing.
Besef van het 'eigen' lichaam is hiervoor niet een vereiste. Wel is besef van de wereld belangrijk om te her-kennen wat wel en wat geen schade doet aan het samenlevingsverband (buitenhuids hedonisme). Deze bewuste informatie moet ook op latere tijdstippen beschikbaar zijn en wordt om deze reden in het geheugen opgeslagen. Het geweten deelt mee in de besluitvorming welke bewuste- of onbewuste informatie tot kennis wordt en welke niet. Zij is de poort tot de categorieën met andere woorden; hier wordt de scheiding aangebracht tussen metafysische of logische informatie.
3. Bewustzijn
In de literatuur wordt bewustzijn vaak synoniem gebruikt met onder andere rede, geest, het denken, het 'ik' of wordt vergeleken met zintuigperceptie en hersenfuncties. Deze synoniemen zijn geen van alle sluitend. Het is natuurlijk goed mogelijk dat bewustzijn met voornoemde begrippen een relatie onderhoudt of deze gedeeltelijk overlapt maar voor dit vertoog ga ik om onduidelijkheid te voorkomen uit van het bewustzijn als entiteit.
Kant onderscheidt bewustzijn in een empirisch en in een zuiver (transcendentaal) bewustzijn (A117a). Op een van de vorige dispuutslezingen kwam naar voren dat het bewustzijn ook kan worden onderscheiden in een fenomenaal bewustzijn dat niet specifiek op iets is gericht, een intentioneel bewustzijn dat zich op de buitenwereld richt en een zelfbewustzijn dat zich op het innerlijk richt. Welke van deze drie heeft het primaat?
Uit een experiment blijkt dat de visus voor het bewustzijn belangrijker is dan de tastzin. Kennelijk wordt eerst onbewuste informatie vanuit de buitenwereld opgeslagen en zal men derhalve van deze buitenwereld eerder notie hebben. Het zelfbewustzijn zal eerst dan ontstaan wanneer men zich van de buitenwereld bewust is; men is zich eerder bewust van zijn (sociale) omgeving dan van zijn eigen lichaamsprocessen. Wel blijkt het zelf-concept van het individu samen te hangen met de notie van de ander. Het zou er dus voor pleiten om doelbewuste interactie als begin van het bewustzijn aan te merken. Het eerste kenmerk van deze doelbewuste interactie is de betekenisverlening.
Het eerste teken van bewustzijn wil ik dan ook markeren met het feit dat namen gegeven worden waardoor dingen een betekenis krijgen (tautologie?). De psychiater Carl Gustav Jung heeft deze eerste bewustwording van de mens treffend beschreven. Op een van zijn reizen door Afrika in 1925 doet hij het wildreservaat van de Athi Plains in Nairobi aan en hij ervoer hier beleefde momenten als een openbaring van de scheppende betekenis van het menselijk bewustzijn.
Hij schrijft:
"Zo ver het oog reikte, zagen we reusachtige kudden: gazellen, antilopen, gnoes, zebra's, wrattenzwijnen, enzovoort. Langzaam bewogen de kudden zich voort, grazend, knikkend met de koppen- het enige dat je hoorde was de melangolieke roep van eem roofvogel. Het was de stilte van het eeuwige begin, de wereld zoals ze altijd al geweest was, in de toestand van niet-zijn; want tot voor kort was er niemand aanwezig die wist dat het "deze wereld" was. Ik verwijderde me van mijn metgezellen tot ik hen niet meer kon zien en ik het gevoel had alleen te zijn. En nu was ik de eerste mens die zag dat dit de wereld was, en die haar door zijn weten in dit ogenblik pas werkelijk had geschapen. Hier werd me de kosmische betekenis van het bewustzijn overweldigend duidelijk. "Quod natura relinquit imperfectum, ars perficit" Ik gaf de wereld in een onzichtbare scheppingsdaad pas haar voltooiing, het objectieve zijn."
De rede geeft door haar bewustzijn de wereld haar naam en daarmee een zingeving. De rede schept door zijn bewustzijn de wereld, kosmos en alles wat er in is. Pas daarna is het mogelijk om bewust informatie op te nemen.
4. Geheugen In het hiervoren aangehaalde krantenartikel wordt beschreven op welke wijze proefpersonen zich een weg herinneren door een museum. Hierbij blijkt dat er relevante informatie is opgeslagen waarvan de proefpersonen zich niet bewust zijn maar die wel als orientatiepunt dienen. De informatie is dus wel tot een later tijdstip opgeslagen waaruit blijkt dat eveneens het geheugen onbewust kan werken. Het materiële lichaam maakt dit onderdeel van de rede mogelijk door de categorie van tijd met informatie te voorzien.
5. Emotie
De amerikaanse arts Seleye betoogt dat het dier wordt gestuurd door twee reacties wanneer gevaar dreigt namelijk vluchten of vechten. Seleye ziet deze Fight\flight reactie bij mensen terug maar door de civilisatie wordt deze geremd waardoor stressklachten ontstaan. Deze reactie maakt een hele snelle maar ongedifferentieerde beoordeling mogelijk van de situatie waarin het individu verkeert. Deze beoordeling zal de informatievoorziening beïnvloeden. In meer afgezwakte vorm is dit bij kleine kinderen het geval.
Het leerproces bij kinderen voltrekt zich tot de leeftijd van vijf jaar eveneens vooral via emoties. Later wordt dit proces meer analyserend maar emoties blijven een belangrijke factor om informatie te begrijpen en te verwerken. Daarentegen zwakken vooral positieve gevoelens van geborgenheid en affectie de oordeelskracht van de rede af. Emoties geven een lading of zekere betekenis aan de bewust of onbewust verkregen informatie.
Opdracht:
Maak zelf uw eigen model van de anatomie van de Rede. Geef de kernplaatsen weer en laat zien welke verbindingen er zijn. Teken dit model op ten minste A4 formaat zodat dit tijdens het dispuut vergelijkbaar is met andere modellen.