Vernieuwing van de democratie

Als vervolg op ons eerdere debat over democratie, in oktober 2004, wil ik twee alternatieve benaderingen bespreken die mogelijk kunnen bijdragen aan een oplossing van het representatieprobleem en aan een herdefinitie van de onderlinge verhoudingen in de grootschalige democratie, waarin de natiestaat invloed verliest, diversiteit toeneemt en de afstand tussen vertegenwoordigers en burgers steeds groter wordt.

Het uitgangspunt van een democratie is dat de macht van de staat gelegitimeerd wordt door de zeggenschap van de burgers. Hierbij zijn twee problemen, waar ik in dit dispuut verder over wil praten met jullie:

Organisatie van zeggenschap

Nelis, de Vries en Hagendijk (2004) stellen dat in verschillende opvattingen over democratie wordt uitgegaan van het zeggenschapsmodel. Dat wil zeggen dat het begrip "zeggenschap" centraal staat in de beschrijving van democratie. Participatie van de burgers is een belangrijke factor. Dit geldt voor de directe, de representatieve, participatieve en deliberatieve (Habermas, Rawls) opvattingen van democratie. Er zijn onderlinge verschillen wat betreft de organisatie van de zeggenschap en de verhouding tussen rede en wil, dat wil zeggen naar besluitvorming door meerderheid van stemmen of door het zoeken naar de wil van allen.

Een centrale vraag is hier hoe de rol van de representant vervuld wordt. Zijn rol is "Making present in some sense what is nevertheless not literally present" (Pitkin,1989). Dit kan hij op verschillende manieren doen, namelijk door:

1. Uit te dragen wat degenen die hij representeert wensen of vinden

2. Op eigen gezag te zeggen wat hij denkt dat het beste is.

In een districtenstelsel komen deze mogelijkheden het scherpst naar voren als de vertegenwoordiger van dat district moet kiezen of hij in de eerste plaats de belangen van zijn eigen district behartigt en dus zijn kiezers moet raadplegen alvorens belangrijke keuzes te maken, of dat hij primair het belang van allen dient (het public good).

Dit speelt niet alleen in het parlement, maar ook in belangenorganen zoals patiëntenverenigingen. Hier gaan Nelis, de Vries en Hagendijk (2004) meer specifiek op in. De vertegenwoordigers van deze verenigingen hebben als eerste taak om de belangen van patiënten te behartigen, maar ze kunnen ook een grote rol spelen in controversiële ethische kwesties, waarin zij goede argumenten aandragen om tot een keuze te komen die voor de patiëntengroep gunstig is. Dit kan een bijdrage leveren aan het democratisch gehalte van de samenleving omdat de belangen van een groep burgers beter verdedigd worden, omdat er door meer stemmen in het debat te laten spreken ook meer gezichtspunten zichtbaar worden en omdat het debat principieel open moet zijn en de kracht van de beste argumenten zou moeten bepalen wat de uitkomst is. Als het gaat om controversiële ethische kwesties inzake nieuwe medische ontwikkelingen gebruiken de vertegenwoordigers van de patiëntenverenigingen vaak argumenten van deskundigen op dat gebied en beroepen zich daarbij tevens op de een of andere manier op hun leden. Deze bijdragen aan het debat zijn vooral zinvol als er nieuwe argumenten en gezichtspunten aangedragen worden. Op die manier wordt namelijk een nieuw gezichtspunt geboden en er komen nieuwe argumenten, waardoor het debat meer volledig wordt.

Naast de zeggenschapsmodellen van democratie is er ook de pragmatische visie, die is beschreven door John Dewey. Volgens Dewey komt politiek voort uit de omstandigheid dat private handelingen en transacties consequenties kunnen hebben voor vreemden, die niet direct bij deze handelingen of transacties betrokken zijn.

Het is de taak van de staat om de publieke zaak te behartigen en het publiek te organiseren. Dit publiek bestaat uit degenen die directe gevolgen van private handelingen ervaren. De staat moet deze mensen beschermen of compenseren. Volgens Dewey is het de taak van een democratische staat om aandacht en respect voor het publiek te organiseren, tolerantie en bescherming van minderheden te bevorderen en gelijkheid voor de wet te garanderen. In deze opvatting is een centrale taak van de staat om duidelijk te maken welke consequenties private handelingen kunnen hebben. De pers speelt hierin een centrale rol, maar ook bijvoorbeeld de patiëntenverenigingen. Zij maken de patiënten, die de gevolgen van bijvoorbeeld controversiële ethische kwesties ervaren als publiek present. Het wordt direct zichtbaar wat de ziekte betekent. Daarmee worden de indirecte consequenties van de keuzes zichtbaar. Participatie en deliberatie krijgen hiermee een andere functie dan in het zeggenschapsmodel. Er wordt een verband zichtbaar gemaakt tussen de abstracte wetenschappelijk/politieke rapporten en de concrete mensen waar deze rapporten over gaan. Hierbij verwijst het artikel ook naar Latour, die het begrip circulating reference introduceert om een keten van mediaties tussen empirie en rapporten te beschrijven.

Op deze manier voegt de stem van patiëntenverenigingen iets wezenlijks toe, ook als de gebruikte argumenten inhoudelijk ontleend worden aan deskundigen.

Op deze manier kan een nieuw element in de democratische samenleving onderscheiden worden. Ook bij andere groepen en andere politieke beslissingen kan het zichtbaar maken van de groep waar het over gaat de besluitvorming beïnvloeden. Een poging hiertoe werd bijvoorbeeld gedaan in het TV programma 26.000 gezichten, waarin filmpjes over uitgeprocedeerde asielzoekers vertoond werden. Zij werden hiermee concrete mensen, met een eigen gezicht. De politieke keuze om een concrete persoon het land uit te zetten is een andere dan de keuze om abstracte aantallen mensen te verwijderen, die niet "present"zijn en geen gezicht hebben voor de beleidsmakers. De anonimiteit van de grootschalige democratie wordt hiermee verkleind.

Leven met verschillen in de liberale democratie

In zijn boek "Een zwak voor Nederland" zoekt Pels (2005) naar een manier om met de diversiteit in de post 9-11 democratie om te gaan. Na de val van de twin towers en de moord op Theo van Gogh is de westerse bevolking zich bewust van de nabijheid van potentieel geweld en vaak wordt dit verbonden aan de multiculturaliteit.

Pels verwijst ook naar de zeggenschapsmodellen van democratie en hij presenteert een alternatief. In de deliberatieve (Habermas) of consensus democratie wordt uitgegaan van een vriendschapsmodel, waarin burgers in een machtsvrije dialoog streven naar consensus. Pels stelt hier tegenover de kritiek van Schmitt, die pleit voor een agonistische democratieopvatting. Deze is gebaseerd op het uitgangspunt dat politieke beslissingen altijd genomen worden tegen een horizon van strijd. Niet consensus, maar dissensus vormt de basis van de verhouding tussen burgers. Volgens Pels probeert het liberalisme de verschillen tussen burgers op te lossen in economisch-organisatorische zakelijkheid of in een eeuwig gesprek. Daarbij speelt het Verlichtingsideaal van het streven naar objectiviteit een rol. Pels pleit ervoor om in de multiculturele samenleving niet te streven naar eenheid in gedeelde waarden en normen, maar uit te gaan van een zwakke nationale identiteit. Daarbij zijn burgers niet altijd elkaars vrienden. Ze zijn te plaatsen tussen de polen van vriend en vijand, waarbij ook tussenposities mogelijk zijn. Zo kunnen we binnen de democratie onderscheid maken tussen sterke en zwakke vijanden. De sterke of absolute vijand plaatst zich buiten het debat door geweld te propageren. Zijn doel is om ons te vernietigen en hem moeten we dus bestrijden. De zwakke vijand of tegenstander kan weliswaar fundamenteel andere opvattingen hebben, maar er valt met hem te praten. Boomkens (1994) schrijft dat de kern van de liberale democratie zou kunnen zijn "de wil en het vermogen om met zwakke vijanden samen te leven". Dit onderscheid biedt een uitweg tussen het Scylla van het nationalistische vijanddenken en het Charybdis van een naïef vriendschapsmodel. Het biedt mogelijkheden om een tweedeling in de maatschappij te voorkomen, doordat er verschil gemaakt kan worden tussen allerlei verschillende posities op het continuüm tussen vriend en vijand, waarbij het er vooral om gaat in discussie te blijven met diegenen die de democratische basis van de samenleving delen en om in dat debat zo nodig verbaal de strijd aan te gaan. Pels stelt als voorwaarden voor een op het debat gebaseerde samenleving respect voor de liberale grondwaarden en sociale en economische grondvoorwaarden. Dit ziet hij als een goede basis voor de integratie van migranten maar ook voor de integratie van de diverse lidstaten binnen Europa.

In het dispuut aanstaande maandag kunnen we bespreken in hoeverre Nelis en Pels aanknopingspunten geven voor een aanpassing van de democratie.

Groningen, 16-12-2005.

Jacquelien Rothfusz

Bronnen:

Boomkens, René (1994) "Wachten op de barbaren", Krisis. Tijdschrift voor empirische filosofie 54, pp.5-18..

Nelis, A., G.de Vries en R. Hagendijk (2004). "Stem geven" en "Publiek maken". Krisis. Tijdschrift voor empirische filosofie 3, pp.25-40.

Pels, Dick (2005) "Een zwak voor Nederland", Amsterdam: Anthos.

OBW

Kenmerkend voor een sociaal-liberale democratie is niet de machtsuitoefening van een meerderheid, maar de bescherming van minderheden. De 6 machten (wetgevende, uitvoerende, rechterlijke macht, de beleidsambtenaren, belangroepen/lobby’s, en de media) zijn te beschouwen als (deels institutionele) minderheden.

Is een democratie democratisch op te heffen (cf nazi’s in de Weimar-democratie – nb criminele intimidatie)? Is een democratie ondemocratisch op te leggen (cf Afganistan, de VS in Irak)?

grieks/modern romeins

individuele - groeps- belangen (pluraliteit van belangen)

directe - indirecte stemmen (meerderheidsstandpunten van minderheden)

minimaliseren van dwang, maximaliseren van instemming

minimaliseren van lijden, maximaliseren van welzijn

ontsporingen:

individualiteit> individualisme > anarchisme

groep > regenten/dictatuur > één stemhebbende minderheid

machthebbers kunnen soms wat niet mag, het volk wil soms wat niet kan

Plato (Politeia) psychodynamische logica van zich uit elkaar ontwikkelende staatsvormen (timocratie, olichargie, democratie, dictatuur, samenhangend met typen mensen). Plato heeft een voorkeur voor een aristocratische staatsvorm (waarbij moraliteit + kennis qualificeert) met een duidelijke taakverdeling (wetenschap, geweld en ambachtelijk werk).

belangen – inventarisatie van de belangen (wie stelt de belangen, plichten en rechten vast?) en informatie waardoor en hoe deze belangen het beste gediend zijn

stemmen – politieke competenties inschatten op de afweging van elk ‘onderdeel’ van het proces van besluitvorming;

wat is de optimale schaal (lokaal, regionaal, enz) voor welke beslissingen?

wanneer is vast te stellen of een (politieke) beslissing de juiste is (geweest)?

politieke dynamiek als{dissensus > compromis-consensus}loop

vs accent consensus (Habermas) en vs accent dissensus (Schmitt).

de huidige sociaal-liberale democratieën te verkiezen boven de huidige alternatieven (meer of minder verlichte dictaturen)

kanttekeningen bij verhalen Jaquelien (2004 en 2005):

natiestaat verliest invloed (OBW > combinaties van natiestaten meer invloed)

toename diversiteit (OBW in andere opzichten grote toename aan uniformiteit)

grotere afstand vertegenwoordigers en burgers (OBW media-aandacht: afstand juist te klein)

is het representatie-probleem een ‘oplosbaar’ probleem, of is het een probleem met continue (en in dat opzicht dan ook nooit definitief op te lossen) spanningen?

Bedreigingen van de democratie: domme mensen die dom stemmen omdat ze willen wat niet kan (vgl de manier waarop de nationaal-socialisten in Duitsland aan de macht kwamen, vgl in een onschuldiger variant bv de stemverschuivingen van Leefbaar Nederland naar Lijst Fortuyn met de verhuizing van Pim Fortuyn en het blijven hangen van die stemmen nadat Fortuyn was vermoord). Hoezo ‘de kiezer heeft altijd gelijk’? Partijen met slechte standpunten en domme kiezers die op deze partijen stemmen, hebben altijd ongelijk.)

 

representatie

De representant met last- en ruggespraak die zich niet (meer) kan verenigen met de standpunten van de gerepresenteerden, stopt met representatie. De representant zonder last- of ruggespraak die standpunten inneemt die de gerepresenteerden niet bevallen, wordt niet herkozen.

Nieuw element in de zeggenschap: pluraliteit aan belangengroepen die de besluitvorming beïnvloeden (OBW hoe nieuw is dat: sinds begin democratie diversiteit aan belangengroepen die trekken en duwen aan de beslissers).

Pels (Een zwak voor Nederland) inconsistent: enerzijds niet streven naar een eenheid in gedeelde waarden en normen, anderzijds wel uit (te) gaan van respect voor liberale grondwaarden en sociale en economische grondvoorwaarden.

Continuum: samenwerking – tegenwerking. Negatieve uitersten: naïef vriendschapsdenken en nationalistisch vijandschapsdenken (NB personalistische metafoor vriendschap – vijandschap, beter: een sociaal-politieke ‘maat’ zoals bv sociale cohesie).

Het sociaal-politieke aspect is te analyseren met behulp van het concept ‘rollen-spelen’ (vgl de analyse van het linguistisch aspect met ‘taal-spelen’): welke rollen-spelen zijn sociaal-politiek relevant en wie nemen hoe deel aan de verschillende mogelijke rollen-spelen?