Alfi-dispuutsavond 10 september 2007.
Metafysica in de 21ste eeuw.
Eite Veening
Zoals toegezegd zou ik nog eens pogen een vervolg te geven aan de dispuutsavond over metafysica en wetenschap door Henk Reijnders op 16 april j.l.
Dat leek me al niet eenvoudig en naarmate ik me er verder op voorbereid werd het alleen maar complexer.
Ik wil de avond beginnen met een relatief kort verhaal en dan enige tijd discussie en vervolgens gezamenlijk een tekst lezen en bespreken. Dus na de pauze om 9 uur de tekst van een van de relevante filosofen: Donald Davidson. "The method of truth in metaphysics" leek me in dit kader wel fraai en zeer relevant; te vinden in de bundel Inquiries into truth and interpretation uit 1984. Ik stuur dat jullie per post toe.
Zoals we weten is in begin 20ste eeuw vanuit de Wiener Kreis een zeg maar "anti-metafysische" passie in de filosofie ontstaan: vanuit een passie voor een strenge, liefst logische, mathematische, (natuur)wetenschappelijke filosofie werd alles wat niet goed te onderbouwen viel tot zinloos verklaard. Aardig is dat het Husserl was die schreef over Filosofie als Strenge Wetenschap maar de verbinding tussen Husserl en de analytische filosofie is bekend en o.a. verkend door onze eigen Van Peursen.
Daarmee werd aan het predikaat "zinloos" een specifieke betekenis gehecht en dan zitten we meteen bij een van de Zeer Grote Namen in deze lijn: Gotlob Frege. Hij schreef diepgaand en zeer invloedrijk over Sinn und Bedeutung (in het engels gewoonlijk Sense and Reference). "Zin" betreft dan datgene waar een term naar verwijst en als niet duidelijk is waar een term in een bewering naar verwijst, dan kunnen we dus ook niet goed nagaan hoe we tot een besluit over de juistheid of waarheid van die bewering kunnen komen en dan is het de vraag of het een zinvolle bewering was.
Een categorisch negatief antwoord op de vraag of metafysische beweringen zinvol (kunnen) zijn leidde tot een anti-metafysisch programma in met name de angelsaksische filosofie, met veel aandacht voor taal en voor common sense.
We kunnen spreken van een "eerste fase" met namen als Carnap en Wittgenstein1 en Russell en daarna nog een "tweede fase" met in Engeland namen als Austin en Ayer en Ryle en nog steeds Russell. Qua tijd past daar in de USA Quine (1908-2000) bij en deze wordt, met Kripke (1940-heden), een steeds belangrijker filosoof voor de "derde fase".
Maar misschien is het beter om de 3de fase te laten beginnen met Wittgenstein2.
Ik zou de derde fase willen typeren als de fase waarin we nog volop zitten en dat is een fase van een herontdekking en herwaardering van de metafysische kwesties in de Angelsaksische of Analytische filosofie.
Ik denk dat we dan in de USA (na Quine) vooral Hillary Putnam (1926-heden) en Donald Davidson (1917-2003) moeten noemen en in GB vooral Michel Dummett (1925-heden) en John McDowell (1942-heden).
Ik denk zelf dat dit de meest relevante denkers (in dit kader dan) van de afgelopen en huidige decennia zijn; denkers die de discussies over metafysica een nieuwe impuls hebben gegeven.
Dummett vooral als Frege-interpreet. McDowell als neo-neo-Kantiaan...
Maar ik laat dan in de USA namen als Rorty en Goodman en Searle buiten beschouwing en in GB namen als Körner en Rescher en Strawson.
Ik wil ieder de suggestie doen om op de vele filosofie-sites met filosofen deze namen eens op te zoeken en te kijken wat over hen geschreven wordt. Veel! Denk ook aan de Wikipedia!
Zut Sache! Waar gaat het om in de metafysica van de 21ste eeuw die al in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw is ingezet?
Ik noem een aantal zaken en ik beroep me dan vooral op mijn eigen studie van deze denkers, waarin ik overigens nog nauwelijks serieus gevorderd ben maar waar ik heel graag heel diep in duik.
Wat ik noem komt wel overeen met een aantal beschouwingen over de recente/actuele analytische filosofie die ik ook gelezen heb. Maar het is en blijft een lastige opgave en dat heeft direct met de vraag te maken: waar gaat het nu om; na die anti-metafysische puristische passie?
Wat is gebleven als passie is een zoeken naar het strenge, het zorgvuldige, het formele of formaliseerbare. Moderne metafysica zal de logica niet negeren en er is veel formele notatie in de teksten van genoemde heren te vinden. De teksten zijn vaak technisch, lastig.
Wat is gebleven, maar alleen nog maar sterker is geworden, is het "taalbewustzijn", waar Hacking zo fraai over schreef onder de titel The Linguistic Turn. Taal is meer dan een vehikel om gedachten uit te drukken en over te brengen.
Wat dit betreft is er een link tussen deze Angelsaksische en de Franse filosofie en om met Nietzsche te spreken is in de Analytische filosofie het Appolonische dominant en in de Franse het Dyonisische. Maar taal is wezenlijk en complex etc.
Wat is gegroeid tot een centrale kwestie in de recente metafysica is het Realisme-debat. Nu is Realisme een oude metafysische term met vele betekenissen en contrasten dus dat is ook niet simpel maar Realisme komt keer op keer aan de orde; net als taal. Realisme van objecten, van concepten en meer. Hier raakt het aan mijn 3Wt-R, natuurlijk, en daarin nam ik ook een hoofdstuk over (anti-)realisme op.
Wat is gegroeid is de verbinding tussen deze metafysica en het Mind-Body-Problem. De meeste genoemde denkers schreven daar uitvoerig over. De meest diepgaande en kritische beschouwingen over de recente neurofilosofie is afkomstig van o.a. Hacker, een Wittgenstein-adept. Zie Philosophical Foundations of Neuroscience 2003 en recent (ik las het deze zomer) Neuroscience and Philosophy met replieken van Dennett en Searle en duplieken van Bennett en Hacker met een fraaie nabeschouwing van Robinson.
Wat is gebleven is wat ik als "Aristotelische onderstroom" wil betitelen en die is mij zeer dierbaar: als we netjes nadenken/redeneren en ons gezonde verstand gebruiken en de discussie niet schuwen, dan komen we qua kennis en inzicht zo ver als menselijk mogelijk is. Of: alleen langs deze weg komen we daar!
Daarmee blijft de anti-Platoonse onderstroom zeer duidelijk merkbaar; de onderstroom waarin we als mensen als grotbewoners worden gezien die de Werkelijkheid niet Echt zien, vervreemd zijn en dus de Waarheid ook niet zullen kennen tenzij ons Inzichten geworden. Deze onderstroom is vanouds dominant in de continentale filosofie rond Heidegger en recent Levinas: denkers die principieel paranoide zijn ten opzichte van het gewone gezonde verstand en dus Plato liever hebben dan Aristoteles. In die analytische filosofie is Aristoteles altijd favoriet geweest.
Aan Strawson ontleen ik het onderscheid tussen een Descriptive en een Revisionary metafysica.
De Descriptive reconstrueert onze impliciete metafysica, onze vaak onuitgesproken maar fundamentele opvattingen over werkelijkheid en waarheid en kennis.
De Revisionary wil die verbeteren, herzien, bevrijden van waan.
In de recente metafysica is beide te vinden. Enerzijds is er een diep respect voor het gezonde verstand en de overtuiging dat we geen fundamentele fouten kunnen maken in ons denken over de werkelijkheid. Anderzijds is er een helder besef van de vele valkuilen in het schemergebied tussen taal en denken. Wittgensteins "therapeutische" filosofie-opvatting ("A picture held us captive" "To help the fly out of the fly-bottle") klinkt vaak door en heeft zonder meer Revisionary pretenties.
Er is een kritiek op deze filosofie die ik ken en herken: het gaat (bijna) nergens over. Het is geen filosofie die van belang is voor het leven van de mensen. Het is filosofen-filosofie. Welk standpunt we ook kiezen over welke kwestie ook maar die in dit denken aan de orde is; ons leven wordt er niet anders door.
Maar toch.
Ik vind deze filosofie niet alleen fascinerend en uitdagend; ik denk ook dat er wel degelijk belangen bij zijn. De meeste auteurs schreven helder en zinnig over ethische kwesties en de mind-body-problematiek is diep verweven met de vragen naar menselijke waardigheid.
De analytische filosofie als doorlopend anti-pretentieus en anti-ideologisch humaniseringsproject!