Metafysica en wetenschap

 

Hoe is de verhouding tussen metafysica en wetenschap? Sluiten ze elkaar uit of hebben ze elkaar nodig? Dat is de vraag die ik aan de orde stel.

Uit de geschiedenis van de filosofie blijkt in elk geval dat er steeds een spanning tussen deze terreinen heeft bestaan.De geschiedenis van de metafysica ga ik niet uitvoerig beschrijven. Ik beperk mij tot enkele naar mijn mening opvallende typeringen.Voor de meeste filosofen is de metafysica steeds een zeer serieuze zaak geweest waarover geheel verschillend is gedacht.Zo werkte Plato zijn ideeënleer uit binnen het kader van de metafysica.Zijn ideeën bestaan slechts in een door het denken toegankelijke wereld.Echte kennis kan voor hem alleen ideeën tot object hebben en die kennis komt tot stand in het verstandelijke deel van de ziel

.Zoals bekend was het Kant die met zijn kritische filosofie de principiële vraag stelde wat wij wel en niet kunnen kennen.In zijn kennisleer gaat het hem om de vraag hoe wij tot kennis van de wereld kunnen komen.Wetenschappelijke kennis is volgens hem mogelijk door de samenwerking van onze zintuigen en in het bijzonder ons verstand, waarbij (helaas) de wereld an sich voor ons onkenbaar blijft.Het boeiende bij Kant vind ik dat hij de (oude) metafysica afschafte (ideeën op zich geven geen kennis) om een nieuwe Kantiaanse metafysica in te voeren.Die nieuwe Kantiaanse metafysica heeft voor hem zelfs een wetenschappelijk karakter omdat ze de grondslag vormt voor wetenschappelijke kennis.In feite wordt kennis verkregen via een rationele constructie van onze menselijke vermogens

Hegel die de rede de voorkeur gaf boven het verstand zag zelfs helemaal geen verschil tussen metafysica en wetenschap.Wetenschappelijk kennen is voor hem metafysisch kennen.

De logisch positivisten verwierpen elke vorm van metafysica omdat zij vonden dat kennis louter wetenschappelijke kennis is.Leve de wetenschap,dat wil zeggen de natuurwetenschappen, was hun slogan.

Ik heb de indruk dat metafysica en wetenschap thans eerder de neiging hebben weer meer tot elkaar te komen met behoud van ieders eigen identiteit.Aan dat aspect ga ik in mijn verhaal bijzondere aandacht schenken.

Echter voordat ik op een nadere plaatsbepaling in ga zal ik, om de metafysica voldoende recht te doen wat nader preciseren wat de inzet van de klassieke metafysica is geweest.Ik maak daarbij gebruik van het boek van Evink “Transcendentie en inscriptie” (2002) die een viertal algemene kenmerken van deze metafysica vermeldt:

  1. Inzicht in de werkelijkheid wordt gezocht met de logos (ratio, Vernunft, rede) die een samenhang in de werkelijkheid probeert bloot te leggen.De rede is voor dat doel de enige betrouwbare weg om ware kennis te verkrijgen.
  2. Het gebruik van de rede impliceert de veronderstelling dat de werkelijkheid in zichzelf rationeel is geordend.Er is een identiteit tussen logos en werkelijkheid, tussen denken en zijn.
  3. Kennis is absolute kennis van de totale werkelijkheid.Wat zijn de kenmerken die aan het Zijnde toekomen? De Ontologie wil op deze vraag een antwoord geven.
  4. De metafysica wil het alles bepalende principe van de werkelijkheid begrijpen: haar oorsprong, fundament e.d. Soms reikt dat principe zelfs boven het Zijn uit omdat het op het goddelijke is gericht.In dat geval krijgt metafysica theologische pretenties.

Naast deze algemene kenmerken dient erop gewezen te worden dat er in de metafysica, maar niet bij de oude Grieken, sprake is van een normatief ideaal. Het gaat dan niet alleen over de vraag hoe de alledaagse werkelijkheid ten diepste is, maar ook hoe die behoort te zijn.Men gaat dan ook mede op zoek naar de fundering van de ethiek.

Door Wolff (18e eeuw) is een onderscheid gemaakt tussen Ontologie,het Zijnde van het Zijnde en de metafysiek,d.w.z. een metafysica over de leer van Goddelijke.De metafysica in onze tijd sluit m.i. het beste aan bij de Ontologie van Wolff.

Wetenschapsfilosofie omschrijf ik als dat deel van de filosofie dat zich bezig houdt met de bestudering van het verschijnsel wetenschap.Het is niet ongebruikelijk om wetenschapsfilosofie te zien als een omvattender gebied dan kennisleer,alhoewel over de precieze verhouding tussen beide geen overeenstemming bestaat.

In de vorige eeuw is binnen de wetenschapsfilosofie een grote verschuiving opgetreden.Er ontstond een beperkte tegenover een meer ruimere definiëring van wetenschap.In de beperkte opvatting ging het om wetenschapslogische vragen.Object en methode van onderzoek staan daarbij centraal.Onder invloed van Kuhn is de definiëring van wetenschap verruimd.Voortaan werd ook aandacht gevraagd voor de wijze waarop de (natuur)wetenschappen zich ontwikkelen.Het beeld van de meer beperkte omschrijving van wetenschap vind ik nogal statisch van aard.De ruime omschrijving van wetenschap richt zich ook op vragen over de oorzaken van de veranderingen die zich in de wetenschappen in de tijd hebben voorgedaan.Door deze paradigmawisseling wordt wetenschap meer als een dynamisch proces gezien waarin ook aandacht wordt gevraagd voor historische, sociologische en ethische aspecten bij de wijsgerige reflectie over de grondslagen en werkwijzen van de wetenschappen.Een brede benadering maakt het ook mogelijk meer begrip te krijgen over de zeer verschillende methoden die binnen de diverse wetenschappen worden gebruikt.Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan de verschillende methoden van de natuurwetenschappen, de cultuur- en de sociale wetenschappen.Hoe wij de ruimte opvatting dan ook mogen waarderen vast staat dat het bij alle vormen van wetenschap gaat om het verkrijgen van kennis.Maar wat is kennis?

Dat brengt mij op de gedachte of wij het domein van het kennen (via de wetenschapsfilosofie) en die van het Zijn (ontologie) niet naast of tegenover elkaar moeten stellen? In dat geval worden beide domeinen in hun eigen waardigheid gelaten en is een onderlinge tweestrijd uitgesloten.Wetenschap vraagt dan naar het zijn van de Kennis en Ontologie naar de kennis van het Zijn.Voor de Ontologie betekent dit dat wat is geacht wordt totaal buiten het domein van de kennis te liggen omdat het immers om het Zijn gaat en niet om kennis.Toch lijkt mij dit een onaantrekkelijke gedachte hoewel het filosofisch gezien niet onmogelijk is kennis toch weer binnen de Ontologie te brengen.Immers het filosofisch idealisme gaat ervan uit dat alles wat is (ontologie) tot ideeën herleid moet worden en dat geldt dan ook voor de ideeën van de kennis.Het idealisme moet dan nog wel duidelijk maken waarom kennis niet “ineens “binnen de Zijnsorde is gegeven en waarom wij onze kennis zo moeizaam moeten verwerven.Ik ben nog niet een filosofisch idealist tegengekomen die mij dit heeft duidelijk gemaakt

Ik geef de voorkeur aan de stelling dat de Zijnsorde (Ontologie) en de Kenorde (Wetenschap) samenvallen maar dan wel op een eindige en onvolkomen wijze.In dat geval zal de Zijnsorde de Kenorde moeten transcenderen.Op die manier is het redelijk te accepteren dat binnen het Zijn over kennis gesproken kan worden.Dat betekent dat wij kennis dan moeten duiden als een bijzondere wijze van Zijn, waarbij het Zijn kennis te boven gaat.

 

De gelijktijdigheid en verbondenheid van Ontologie en Wetenschap is bij bepaalde wetenschapsfilosofen actueel.In dit verband lijken mij de opvattingen van de filosofen Popper en Polanyi de moeite waard zijn om kennis van te nemen.Een samenvatting van deze opvattingen trof ik aan in het boek van Van Peursen c.s. getiteld Metafysica (!981) De belangrijkste aspecten van het denken van deze filosofen zal ik hierna weergeven.Ik kies voor deze personen omdat beiden vinden dat een strikte scheiding tussen Ontologie en Wetenschap niet mogelijk is.Een gedachte die mij wel aanspreekt.

 

                                                  Popper

 

Het belang van Popper in deze discussie is dat hij vindt dat metafysica geen enkele wetenschappelijke pretentie mag en kan hebben.Metafysica moet duidelijk tegen wetenschap worden afgegrensd.Toch is metafysica voor hem geen onzin of een vruchteloze speculatie.Metafysische ideeën kunnen juist wetenschappelijke vernieuwingen tot gevolg hebben.Dat hangt samen met het rationele demarcatiecriterium  dat Popper voor wetenschap verdedigt. De vraag is voor hem wat wel en wat niet voor empirische toetsing in aanmerking komt.Zijn falsificatiebeginsel brengt mee dat er een duidelijke grens moet worden getrokken tussen wetenschappelijke uitspraken en metafysische beweringen.Alle vormen van metafysica hebben voor Popper het kenmerk dat zij voorbij de grenzen grijpt die wij met onze zintuigen opdoen.In dit verband spreekt hij van pseudowetenschap, een soort mythisch geloof waardoor men de wereld op zulk en manier gaat zien dat alles wat men tegenkomt de eigen overtuiging alleen maar bevestigt.Als voorbeeld – niet door Popper genoemd – de rol van het minderwaardigheidscomplex in de psychologie van Adler.Een ander wel door Popper genoemd is het wetenschappelijk noodzakelijke verloop van de geschiedenis in de theorie van Marx.Beide opvattingen mogen voor sommigen een aantrekkelijke strekking hebben maar zij ontberen door hun te grote algemene karakter wetenschappelijkheid.

Hij wijst erop dat een (aanvankelijk) metafysisch idee op een later tijdstip voor de wetenschap zeer wel bruikbaar kan zijn.Dat is het geval voor het concept van atomen in de Oudheid of de eveneens uit die tijd ontstane gedachte van het materialisme van de wereld. Het materialisme leert immers dat alles in laatste instantie tot materie kan worden teruggebracht.Dit idee is stimulerend geweest voor de reseachprogramma’s in de natuurwetenschappen.Popper hecht waarde aan die programma’s in het algemeen en in het bijzonder aan de hypothese dat dieren een vorm van bewustzijn hebben.Die hypothese maakt voor hem een beter begrip van levensevolutie mogelijk.Hij erkent ook dat zijn eigen opvattingen door metafysica worden geleid.Zo wijst hij erop dat toen de menselijke taal ontstond de wereld niet meer alleen maar werd waargenomen maar ook geïinterpreteerd kon worden.Op die manier kreeg het verschijnsel van de donder in de natuur een verborgen betekenis in de metafysica.De ontdekking van de donder is voor hem dan ook een uitdaging voor  wetenschappelijk onderzoek.

Hij vindt dat wetenschap een algemeen wereldbeeld nodig heeft en de metafysische hypothesen zijn daarvoor onmisbaar.Enerzijds kan metafysica belemmerend werken voor de wetenschap maar anderzijds ook stimulerend.Hij gaat nog verder : wetenschappelijke ontdekkingen zijn zelfs zonder een speculatief geloof onmogelijk.Kortom, metafysica is onmisbaar voor wetenschap.Eigenlijk moeten de verschillende metafysica s tegen elkaar worden afgewogen.Zijn eerder genoemde evolutiemodel bevat diverse vooronderstellingen, gissingen maar van fouten kun je leren en vooruitgang boeken.Op die manier ontstaan nieuwe dimensies in het evolutieproces over leven, materie en bewustzijn.Dit standpunt betekent voor hem dat hij de reductionistische metafysica s verwerpt.Hij is een voorstander van wilsvrijheid,realisme en rationalisme en een tegenstander van wilsonvrijheid, idealisme en irrationalisme.

Binnen de metafysische context van het kritisch rationalisme van Popper spelen nog een aantal aspecten een rol : er is vooruitgang in de wetenschap en de kennis en er is een eindeloze benadering van waarheid mogelijk.Bij hem gaan onze gissingen vooraf aan het proces van toetsing waardoor hypothesen kunnen worden bekrachtigd.Hoewel dat door de biologische evolutie mogelijk is kan de wetenschappelijke vooruitgang niet zonder meer biologisch worden verklaard.Wij moeten wetenschappelijke theorieën alleen als nuttige instrumenten voor vooruitgang zien en er geen eigen waarheidswaarde aan toekennen.De waarheid is voor hem nooit volledig bereikbaar,gissingen zullen blijven bestaan ondanks  acceptabele criteria voor kennisverwerving waarover wij beschikken.

Je kunt zeggen dat de omschrijving die Popper aan het begrip metafysica toekent

nogal beperkt is.Dat komt omdat hij het beperkt tot theoretische speculaties vooraf.Op die manier kan de metafysica stimulerend voor de wetenschap werken.

Het gaat Popper om orde en regelmaat in de werkelijkheid.Maar de geschiedenis van de metafysica laat ons zien dat het in deze discipline ook gaat om de waarde van bepaalde overtuigingen,zoals de ideeën van Plato,de waarachtigheid van God bij Descartes,het hoogste geluk en het Goede bij Kant en de hoop bij Block.Metafysica houdt dan ook meer in dan Popper accepteert.

Wanner hij over vooruitgang spreekt bedoelt hij alleen wetenschappelijke vooruitgang.Mythische voorstellingen zijn voor hem achtergebleven denkbeelden.

Taal heeft voor hem een louter descriptieve functie.Het vertellen van verhalen en de verbeelding zijn niet meer dan afgeleide grootheden.Door deze inperking van de metafysica verliest Popper wel essentiële functies van de metafysica uit het oog, zoals de zedelijke, de esthetische en de religieuze visie.Mythen zijn meer dan natuurverklaringen omdat ze ook bronnen zijn voor evaluatie en zingeving over goed en kwaad. Voor wat de taal betreft heeft hij geen oog voor de functies van aanklagen, verontschuldigen en liegen.Door zijn eenzijdige kijk mist hij de aandacht voor de interactie tussen wetenschap en metafysica.Wanneer hij die aandacht wel gehad zou hebben zou er meer ruimte bestaan voor een bepaalde integratie van metafysische opvattingen.

 

                                         Polanyi

Polanyi ziet een samenhang tussen wetenschap en metafysica die meer intrinsiek is dan bij Popper.Beiden onderkennen de verbondenheid van wetenschap en cultuur.Toch is er een belangrijk verschil.Dat verschil houdt in dat Polanyi de verbondenheid in een veel ruimer  kader plaatst.Polanyi beziet de gehele cultuur inclusief de ontwikkeling van de wetenschappen van intern voor-wetenschappelijk en mythische denkbeelden.Toch zijn er wel gemeenschappelijke uitgangspunten : zij gaan er beide vanuit dat de keuze voor rationaliteit zelfs buiten-rationeel gefundeerd is.Ook vinden zij dat kennis steeds zelfcorrigerend is en dat eerst op die manier universele pretenties kan hebben.Tevens denken zij dat de verhouding tussen wetenschap en metafysica het perspectief van een alles omvattende levensevolutie moet worden begrepen.Hun grondgedachte is dat menselijke kennis een activiteit is die ver uitgaat boven het empirisme omdat kennis uiteindelijk is gebaseerd op een in zichzelf bestaande en geordende werkelijkheid.Kortom het Zijn is de basis voor kennis.Polanyi schrijft dat onze denkbeelden een eigen en duurzaam bestaan hebben dankzij onze uitvinding van symbolen.Door onze taal krijgen onze symbolen zeggenschap over onze geest.Zonder mensen geen taal en geen symbolen en daardoor is elke informatie en kennis uitgesloten.

Uit de geschiedenis blijkt dat “primitieve “mensen aan woorden een heilig karakter toekennen – denk aan de christelijke Heilige Schrift – als ze zijn opgenomen in teksten en wetten die een goddelijke autoriteit hebben.Later treedt het geloof terug om plaats te maken voor rationele kennis.In dit verband denk ik zelf aan de strijd die Spinoza in de 17e eeuw moest voeren om zijn gedachten ingang te doen vinden.Het boek van J.I.Israel over de Radicale verlichting is een aanrader.Geloof krijgt dan een subjectief karakter en wetenschap universele gelding.Die universele kennis krijgt ook weer een autoriteit en wel door de ervaringsgegevens en de rede.Wetenschappelijke kennis schrijdt voort waardoor de waarden van de kunstzinnige ervaring en de symbolen van minder betekenis worden geacht.Er ontstaat dan ook fase waarin de mens zichzelf tracht te overtuigen van de waarheid van zijn eigen kennis.Wij zien dit in het Verlichtingsdenken.Is dat niet sterk subjectivistisch en relativistisch? Polanyi vindt van niet omdat hij van mening is dat onze wetenschappelijke pretenties – onze bereidheid tot openheid en kritische zelfcorrectie – gebaseerd zijn op een buiten-wetenschappelijk vertrouwen, een geloof dat te maken heeft met de sociale en culturele gemeenschap waartoe wij behoren en met onze overtuiging dat ons kennen verband houdt met de werkelijkheid – het metafysische Zijn – zelf. Zijn standpunt is dan ook een verwerping van het traditionele positivisme: het is een zaak de fundamentele “beliefs “voortdurend te herzien bij ons proces van kennen.Dat proces is niet alleen gericht op het wetenschappelijke onderzoek maar ook op onze overtuigingen die dat onderzoek mogelijk maken.Elke bewering omtrent een feit houdt de overtuiging in dat er iets werkelijks bestaat – het Zijn – onafhankelijk van onze kennis van dat Zijn.Dat is ook de reden dat alle feitelijke beweringen universeel gericht zijn.Kennis is daarom nooit een louter soort mechanisch proces dat logisch deductief is weer te geven ( de empirische methode van de natuurwetenschappen) omdat onze beweringen als het ware verwijzen naar de werkelijkheid.(het Zijn) Kennis heeft voor Polanyi het karakter van stilzwijgende kennis (tacit knowledge), waarbij kennis een ontologische dimensie krijgt en als het ware is ingebouwd in de structuur van de rationele kennis.Je kunt dan ook zeggen dat Polanyi een verdediger is van een metafysisch realisme.Daarbij is de structuur van het rationele niet iets dat zich in de mens als een psychisch proces afspeelt,maar iets – het Zijn – dat objectieve kennis mogelijk maakt.Dat wil zeggen dat elke kennis de pretentie heeft om de werkelijkheid aan het licht te brengen en  derhalve een ontologische claim impliceert.

Een kennend subject staat voor Polanyi open voor de bereidheid tot correcties en met de fundamentele overtuiging dat het uiteindelijk gaat om universele en rationele kennis.

Het begrip wetenschappelijke kennis is voor Polanyi veel ruimer dan die kennis bij Popper  Kennis kan bij Polanyi zelfs metafysische kennis insluiten. .De fundamentele “beliefs “krijgen niet zoals bij Popper een buiten wetenschappelijke plaats  maar  een plaats daarbinnen.Dat betekent niet dat Polanyi alle soorten van kennis op een hoop gooit en geen onderscheid wil maken tussen natuurwetenschappelijke kennis en bijvoorbeeld religieuze kennis.Wel is het zo dat op alle niveaus van kennis de stilzwijgende kennis, het integratieproces van uiteenlopende elementen tot werkelijkheidswaarde en tot universele betekenis aanwezig zijn.Maar die processen vinden op verschillende wijze plaats.Zo is er bijvoorbeeld het kenproces binnen de wetenschap zelf.Daarbij zien de logispositivisten een wetenschappelijke verklaring als het afleiden van een bijzonder geval uit een algemene wet.Maar zegt Polanyi bij wetenschappelijke vernieuwingen is er meer aan de hand.Hij wijst daarbij, zoals Wittgenstein en Kuhn, op het aspect van “puzzlement “.Die term moet niet alleen als een vorm van psychologie worden afgedaan maar wil ons eraan herinneren dat er bij kennis meer aan de hand is dan alleen het deduceren van een bijzonder geval uit iets algemeens.De oplossing van een “puzzlement “vereist met name de integratie van gegevens binnen een geheel betekeniskader.En dat is nu juist een voorbeeld van een ruimere kenactiviteit.Echte wetenschappelijke ontdekkingen gaan zelfs nog een stap verder t.w. de aandacht is wel gericht op `het nieuwe`maar de nieuwe integrerende wetenschappelijke elementen ontbreken nog.In zo n geval blijkt wetenschappelijke kennis dan ook wat wij intuïtie noemen te omvatten.Polanyi is van mening dat logische argumentatie evenals een beroep op de feiten zelf eerst mogelijk is binnen integrerende ontdekkende kennisactiviteiten.

De eis van falsificatie van Popper brengt een beoordeling vanuit het onderscheid tussen goed en kwaad in diskrediet.Metafysica heeft te maken met fundamentele overtuigingen die niet slechts de wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid maar ook een zedelijk oordeel mogelijk maken.Voor Polanyi betekent elke benadering van een veld van onderzoek tevens een expliciet maken van onze overtuigingen via welke wij een `topic `kunnen onderzoeken.

Elke wetenschappelijke kennis,maar ook de symbolen of het religieus geloof,zijn gericht op het ontdekken van samenhang en betekenis.En dat eist juist niet pure objectivering maar eerder omgaan van de verplichting die elk kenproces inhoudt namelijk onze betrokkenheid tot de wereld die steeds voorop staat.

Het onderscheid tussen natuur/ en geesteswetenschappenis is bij Popper veel scherper dan bij Polanyi.Voor de laatste is het verschil zeker aanwezig maar meer in graduele zin, omdat het bij beide soorten wetenschap gaat om kennis die op onze werkelijkheid is betrokken door onze persoonlijke kennis en dat is eerst mogelijk door de integratie van elementen en het transparant maken van formuleringen.Op die manier staat de vraag naar de `betekenis `van kennis voor hem centraal.

Voor Polanyi zijn de natuurwetenschappen dan ook minder objectivistisch en de geesteswetenschappen minder subjectivistisch dan doorgaans wordt gedacht.Daarmee wordt de scheiding tussen feiten en waarden als problematisch gezien.De falsificatieleer,namelijk dat een wetenschappelijke theorie verworpen wordt zodra men op feiten stuit die met de theorie onverenigbaar zijn,is onjuist.Integendeel, een wetenschappelijke theorie wordt soms gehandhaafd ondanks de onaanvaardbaarheid van elementen die zich binnen die theorie voordoen.En dat komt omdat de theorie een ruimer kader veronderstelt dat qua strekking een meer integrerende waarheid impliceert.De invloed van Kuhn op Polanyi is hier zichtbaar.

 

Popper en Polanyi kiezen beiden voor het accepteren van een metafysisch realisme en wel een levensevolutie waar binnen materie,leven , bewustzijn en zelfbewustzijn hun plaats krijgen.Bij Popper staat wetenschappelijke vooruitgang centraal door het weerleggen van gissingen. Polanyi gaat uit van de emergentie binnen de wetenschappen zelf als een heuristisch proces van de wetenschapsmethoden.Bij hem vormen metafysische overtuigingen de drijfveer om het kenproces voort te stuwen.Dat zal tot de meest logische structuur van kennis leiden.Voor hem is er sprake van een te beperkte visie als men wetenschap wil reduceren tot een stelsel van logische afleidingen en feitelijke beweringen, want een dergelijke benadering impliceert een anti-metafysische overtuiging.Metafysica zo is zijn mening grijpt altijd voorbij reeds waargenomen of gekende aspecten van de werkelijkheid.

Evolutie is eerst te begrijpen als wij het nieuwe onderkennen dat wij in de levensevolutie aantreffen en die evolutie ook mogelijk maken.Zo kun je zeggen dat leren van ervaring eigenlijk in onze kosmos plaatsvindt.Daarbij is de menselijke wetenschap geïntegreerd binnen de cultuur in ruimte zijn omdat daarbij ook mythen en religie een plaats kunnen vinden.

Zowel Popper als Polanyi kiezen voor een wetenschapsleer inclusief een bepaalde metafysica die een stimulerende functie voor de wetenschap heeft.

Het voordeel van de opvatting van Popper is dat hij wetenschap scherp van metafysica blijft onderscheiden.Voor Popper staat wetenschap centraal en daarom kiest hij voor een bepaald soort metafysica die goed moet worden onderscheiden van `de metafysica ` omdat die door hem als een louter theoretische speculatie wordt betiteld.Zijn voorbeelden van metafysica liggen dan ook steeds op puur wetenschappelijke concepten zoals atomen,draaïïng van de aarde e.d. Bij Popper vinden wij niet dat metafysica zoals de geschiedenis van het begrip leert, een praktische, zedelijke en wereldbeschouwelijke zaak is.

Van belang lijkt mij dat Popper en Polanyi de noodzaak erkennen om wetenschappelijke vooruitgang te verankeren in een werkelijkheid buiten de wetenschappen.Polanyi gaat echter verder dan de fysische realiteit van Popper omdat hij meer wil dan theoretische meta-fysische ideën .Polanyi gaat ervan uit dat menselijke kennis een integrerende werkzaamheid is.Rationaliteit moet bij hem in ruimere zin worden verstaan omdat daarin ook mythen, kunst en religie een rol spelen.De metafysische drang is bij hem aanwezig in elke vorm van menselijke waardigheid ,wetenschap en waardenbesef.Het is het universele in de menselijke kennis dat voor hem een aanspraak is het transcendente te accepteren.Op die manier is bij Polanyi de metafysische dimensie een dimensie van de wetenschap zelf.Het voordeel van zijn benadering is dat wetenschappelijke kennis een onderdeel is van een integrerend proces waarbij voldoende aandacht blijft bestaan voor structurele kennis.Het nadeel van zijn opvattingen is dat het mogelijk wat psychologisch van aard is.De vrees van Popper voor het verlies van objectieve kennis is dan ook wel begrijpelijk.Tegenover Poppers objectieve kennis zonder kennend subject staat Polanyi zijn persoonlijke kennis.Maar Polanyi ontkent dat zijn visie over metafysica niet meer is dan een louter subjectieve opvatting.Metafysica reikt boven wetenschap uit zegt hij.Popper is het daarmee eens: mits men het domein van wetenschap maar duidelijk verankert.Want in dat geval kun volgens Popper  via de wetenschap kritische argumenten voor of tegen metafysica hanteren.Het neen van Polanyi kan ook worden verwoord door te zeggen dat men maar aantoont dat juist de universele aanspraken binnen de wetenschappen zelf gedragen worden door een metafysische overtuiging.

Van Peursen is van mening dat je deze standpunten niet kunt afdoen met te objectivistisch of te subjectivistisch.Voor hem is metafysica eerst zinvol als   subjectieve en anderzijds objectieve aspecten van menselijke kennis gehonoreerd worden.Subjectief wil volgens van Peursen zeggen dat er inderdaad zoiets als persoonlijke kennis in elk kennisproces in het geding is.Dat zien wij duidelijk binnen de metafysica.Kenmerkend voor metafysica is dat zij de “fysische taal “.de taal van de dingen en de objecten,de taal van de observatie en zuivere theorie overschrijdt.Immers in vele vormen van metafysica worden geïntegreerd fundamentele overtuigingen, zedelijke houdingen en fundamentele overtuigingen.

Er zijn dimensies van werkelijkheid die buiten het bevattingsvermogen van het louter wetenschappelijke liggen.Te denken valt aan kunst,religie,rite, spel, sociale activiteiten en politiek en dat zijn meer dan subjectieve uitingen.Dat sluit niet uit dat ze tot subjectieve uitingen kunnen verworden.Bij deze problematiek gaat het van Peursen niet primair om de scheiding tussen wetenschap en metafysica maar eerder tussen zinloze en zinvolle metafysica.Metafysica is zo lijkt mij niet te vangen binnen de grenzen van de louter wetenschappelijk werkende rede.Zij kan wel haar winst doen met een goed functionerende wetenschappelijke rationaliteit  zoals blijkt uit de standpunten van Popper en Polanyi.   

                  .      .