Jan Pos -
Spinoza en de vrouwSpinoza -
uitspraken met ‘woman..’ erinSpinoza -
uitspraken met ‘women’ erinEite Veening -
Spinoza en de vrouwen; uniform/pluriform; totaliteit en andersheidhttp://www.despinoza.nl/spinoza/recensies/spinoza_nationa.shtml
Op Spinoza - Een leven volgens de rede van de Britse Margaret Gullan-Whur en Spinoza van de Amerikaan Steven Nadler valt weinig aan te merken. Ze lezen allebei gemakkelijk weg, zijn tamelijk volledig en bieden heldere samenvattingen van Spinoza's niet altijd even doorgrondelijke geschriften. Maar wie het monumentje kent dat Theun de Vries al in 1972 voor Spinoza oprichtte (een vierde herziene druk verscheen in 1991 bij de Prom), heeft weinig nieuws te verwachten.
De nieuwe gegevens op grond waarvan De Vries tien jaar terug zijn biografie over Spinoza herzag, zijn nagenoeg dezelfde als die waarop Nadler en Gullan-Whur zich baseren. Uiteraard zijn er accentverschillen. De Vries kiest de klassenstrijd als achtergrond en schetst Spinoza als een vrijdenker die zich bekneld weet tussen een onderlaag van proletarische, betrekkelijk primitieve calvinisten en een toplaag van welvarende, redelijk vrijzinnige, maar nogal lafhartige regenten.
Bij Nadler is diezelfde frictie aanwezig, maar ligt de nadruk op het historische perspectief. Zijn verhaal begint niet bij Spinoza's geboorte, zoals dat van de andere twee, maar al in 1492 met een brede schets van de jodenvervolging in Spanje. Zijn centrale vraag luidt hoe de verschillende aspecten van Spinoza's leven als etnische, religieuze, intellectuele en sociale banneling een van de radicaalste denkers uit de geschiedenis konden opleveren. Het is jammer dat hij, bijvoorbeeld in een resumé, geen eenduidig antwoord op die vraag geeft.
Waar De Vries en Nadler zich streng aan de summiere historische feiten houden, gaat Gullan-Whur de speculatie niet uit de weg. Zoals in de wijze waarop zij Spinoza's houding jegens vrouwen tot de achilleshiel maakt van zijn hele denken. Dat Spinoza vrouwen onbekwaam achtte voor kies- en andere publieke rechten, is inderdaad een inconsequentie waaraan Nadler een halve pagina wijdt en De Vries zelfs geen woord vuilmaakt. Spinoza betoont zich hier een kind van zijn tijd, wiens visie op het verschil tussen de seksen bovendien zijn Iberisch-joodse achtergrond weerspiegelt. Hij druist hiermee in tegen zijn stelregel dat mannen én vrouwen deel hebben aan de algemeen menselijke rationaliteit en dat ieder mens - man of vrouw - uitsluitend op basis van die rede dient te handelen. Want hij verzuimde zijn denigrerende privé-mening over het vrouwelijk geslacht van redelijke argumenten te voorzien.
Een schoonheidsfout. Maar Gullan-Whur denkt hiermee het lek in Spinoza's leven boven te hebben. Zij psychologiseert er luchtig op los over de oorzaken - zoals het verlies van een jeugdliefde aan een vriend - en gaat zelfs een subtiele suggestie van homoseksuele gevoelens bij deze eeuwige vrijgezel niet uit de weg. De verheven asceet ontpopt zich bij Gullan-Whur als een seksueel gefrustreerde, arrogante vrouwenhater.
Maar deze conclusie is net zo min redelijk beargumenteerd als Spinoza's gewraakte mening over de andere kunne. Er is vooralsnog onvoldoende reden De Vries' even handzame als voortreffelijke Spinoza-biografie uit 1991 naar de zolder te verbannen.
Copyright: Peelen, Gert J.
Margaret Gullan-Whur: Spinoza - Een leven volgens de rede. Vertaald uit het Engels door Jabic Veenbaas & Willem Visser. Lemniscaat; 429 pagina's; fl 60,60. ISBN 90 5637 271 8., Steven Nadler: Spinoza. Vertaald uit het Engels door Frans van Zetten. Atlas; 535 pagina's; fl 69,90. ISBN 90 450 0318 X.
Bij het bewijs van een stelling als - 'Wie zich voorstelt dat een geliefd wezen zich met even nauw of nog nauwere band van vriendschap aan een ander bindt, dan waarmee het aan ons-zelf verbonden was, zal jegens dit geliefde wezen haat gevoelen en die ander benijden' (stelling 35, derde deel: Over aard en oorsprong van de aandoeningen) - wordt het afsluitende Quod erat demonstrandum al komisch. Als het bewijs vervolgens vanuit een strikt mannelijk perspectief wordt uitgebreid met de zin: 'Welk geval zich het meest voordoet bij de liefde voor een vrouw. Want wie zich voorstelt dat de vrouw, die hij liefheeft, zich aan een ander overgeeft, wordt niet alleen bedroefd door het feit dat zijn eigen lust wordt belemmerd maar heeft ook een afkeer van haar, omdat hij gedwongen is het beeld van het geliefde wezen in verband te brengen met de schaamdelen en zaadafscheidingen van een ander', wordt de pretentie van eeuwige waarheid belachelijk. Hier is een man aan het woord met een beperkte, gedateerde opvatting over jaloezie, liefde en sexualiteit.
Naarmate het proza van Spinoza mooier wordt, gaat het met de kracht van zijn bewijzen bergafwaarts. Zij worden te cultureel bepaald. De koele wiskundige wordt steeds meer een warme man die het leven en de mensen om zich heen scherp observeerde en hun emoties en praatjes doorprikte. Vooral een man, want vrouwen hebben ook bij Spinoza de bekende positie van veredelde vrouwtjesdieren, waaruit weer eens blijkt dat sociale vooroordelen zich vaak ongehinderd ook toegang tot grote geesten verschaffen. Stellingen als 'zeer grote hoogmoed of diepe zelfverachting duiden op groot gemis aan zelfkennis' zijn goed voor een gezellig avondje met vrienden en een borrel. Het kan zijn, het kan niet zijn, het is maar hoe je er tegen aan wilt kijken, wat is zelfkennis, wat is hoogmoed, enzovoort, enzovoort. De uren vliegen voorbij, maar zulke stellingen lenen zich niet voor bewijsvoeringen die tot Quod erat demonstrandum moeten leiden. Popper zou zich in zijn graf omdraaien over zoveel onweerlegbaarheid in een uitspraak. Wij, en daar worden in onze tijd ook vrouwen mee bedoeld, weten wat dit betreft nu beter dan Spinoza. Quod erat demonstrandum.
Herman Franke in trouw van 4 november 1994.
Hebben vrouwen bij Spinoza een bijzondere natuur?
Het lijkt inderdaad in par 4 van hfst XI van de Tractatus politicus dat Spinoza de ‘vrouwelijke natuur’ stelt tegenover ‘wettelijke bepalingen’ of instituties – nature tegenover nurture. In de vertaling van Meijer luiden die passages: "Misschien zal men mij vragen of de vrouwen dan van nature of krachtens een wettelijke bepaling van de mannen afhankelijk zijn." En verderop: "Indien nu de vrouwen van nature aan de mannen gelijk waren, en zoowel in geestkracht als vernuft, waarin hoofdzakelijk ’s menschen macht en dus zijn recht bestaat, gelijkwaardig waren; dan zou men …"
(deze ‘gelijkwaardigheid qua geestkracht en vernuft’ komt volgens Spinoza nergens voor, en vandaar) "mag men gerust beweren dat de vrouwen van nature geen rechten hebben gelijk aan de mannen, maar verplicht zijn voor hen onder te doen…"etc.
De vraag is nu of dit zo gelezen moet worden dat Spinoza het heeft over een (andere) vrouwelijke natuur dan de mannelijke natuur. Zo is het wel gelezen.
Als Spinoza in de TTP ernaar verwijst dat de natuur zo is ingericht dat de grote vissen de kleine vissen opeten, bedoelt hij dan dat de kleine vissen een andere (n.l. kleine vissen-) natuur hebben? Nee, hij doelt erop aan te geven hoe de (ene en dezelfde) natuur in elkaar zit, waarin de verschillende levensvormen en individuen een verschillende kracht en macht hebben.
Maar nu moeten we oppassen en goed onderscheid blijven maken, want uiteindelijk is voor Spinoza alles natuur. ‘Er is niets wat geen natuur is’, zo typeert Van Reijen ergens terecht. Toch moet het een flink verschil uitmaken of iets tot de biologische natuur of tot de cultuur (de tweede natuur) behoort.
Deze verschillende kijk komt goed tot uiting in een 'klein debat' van ruim een kwart eeuw geleden.
Bij de verdediging in 1980 van zijn proefschrift*) stelde F. Akkerman in zijn 2e stelling: "Ten onrechte meent H. de Dijn dat Spinoza in Tract. Pol. XI § 4, concludeert tot "de natuurlijke inferioriteit van de vrouw". Spinoza leidt uit de ervaring af dat het in de natuur, dat wil zeggen in de noodzakelijkheid der dingen, niet in een bijzondere natuur van de vrouw, ligt opgesloten dat de vrouw ondergeschikt is aan de man. Als een oorzaak van haar relatieve zwakheid (minder geestkracht, minder verstand) wijst hij de opvoeding aan. Verder leidt hij uit zijn eigen leer der affecten o.a. af dat de man verstand en wijsheid van de vrouw naar de mate van haar schoonheid waardeert. Alleen zo geïnterpreteerd is de beschouwing van Spinoza consequent; zo is ook de ervaring in overeenstemming met de "geometrische" theorie, in de zin zoals door De Dijn betoogd." **)
Akkerman wijst terecht De Dijns typering af – van toen die nog aan het begin van zijn Spinozacarrière stond – want ‘inferioriteit’ met z’n negatieve normatief geladen connotatie is niet des Spinoza’s. Maar vervolgens ligt voor Akkerman de ‘noodzakelijkheid der dingen’ niet in de biologische natuur, maar in de culturele natuur: de opvoeding. Uiteindelijk is, zoals gezegd, alles natuur. Ook onze geestelijke vermogens liggen via de genen verankerd in onze hersenen – ons lichaam. Maar er is uiteraard enig verschil in maakbaarheid/veranderbaarheid als iets voornamelijk om cultuur, om opvoeding gaat. Ik heb proberen te vinden waar Spinoza als een oorzaak van de relatieve zwakheid (minder geestkracht, minder verstand) van vrouwen de opvoeding aanwijst, maar kan die passage niet vinden. Ik houd mij dus aanbevolen voor de vindplaats, als die er is.
Ik ging vervolgens nog eens nalezen hoe Miriam van Reijen erover schrijft. Zij is degene die het recents, maar vooral het geprononceerds een uiteenzetting over dit onderwerp heeft gegeven.
In mijn bespreking [hier] van haar boek***) schreef ik onder meer: "Ook haar verdediging van Spinoza’s opstelling over de positie van de vrouw in de democratie vanuit Spinoza’s eigen leer (‘principes’), waarin ze zijn consequentheid aantoont en ze achter hem gaat staan, is interessant." Ik schreef dit omdat ik – net als velen, heb ik gemerkt – in eerste instantie nogal moeite had en enigszins moest wennen aan haar ‘verdediging van Spinoza’ op dit punt. Maar ik vond het werkelijk de moeite waard om nader te bezien of haar lezing van Spinoza stand houdt. Van Reijen behandelt Spinoza’s opstelling aan de hand van vier principes uit de Ethica. Ik noem ze hier niet, ik ga ervan uit dat elke bezoeker van dit weblog die zelf kan opzoeken in haar boek op blz 209. Ik meen dat daaraan nog (en zelfs als eerste) hét basisprincipe van Spinoza kon worden toegevoegd: het principe dat de natuur overal dezelfde is. Dat de natuurwetten overal en altijd gelden en dezelfde zijn. Maar dan zie ik dat ze het 2e principe [van de gemeenschappelijke (universele) begrippen] in haar verdere behandeling eigenlijk opdeelt in twee principes: de gemeenschappelijke menselijke natuur en gemeenschappelijke noties. Het principe van de ene menselijke natuur zou m.i. beter apart kunnen worden vermeld en kan dan namelijk ook gebruikt worden waar het gaat om verschillen in kracht en andere (gemiddelde) sekse-verschillen.
Als oorzaak van de geringere macht van vrouwen, zoals Spinoza die ziet, heeft Van Reijen het lef niet naar cultuur (opvattingen, opvoeding) maar uitdrukkelijk te verwijzen naar lichamelijke, biologische, verschillen en daarop geënte geestelijke verschillen als verklaring voor de blijvende grotere feitelijke macht van mannen.
Het kan de achtergrond vormen voor een verklaring waarom vrouwen ook na zoveel jaren emancipatorische actie en beleid achterstanden laten zien bij de machtsverdelingen in de samenleving. Zij onderstreept aldus dat Spinoza geen tijdgebonden en vergissend normatief oordeel, maar een echte (eeuwige) natuurwetmatigheid heeft aangewezen.
Wat niet wil zeggen dat de ‘natuurtoestand’ op dit vlak altijd zo moet blijven en dat er via samenwerkingsvormen en coalities geen tegenwicht gevormd kan worden en tot grotere gelijkwaardigheid kan worden gekomen. Maar dat dat een niet eenvoudige en langdurige zaak (en strijd) is, blijkt uit de recente geschiedenis.
Nogmaals de vraag: Hebben vrouwen bij Spinoza een bijzondere natuur? Ja en nee. Nee, want er is maar één natuur, dus ook slechts één menselijke natuur. Maar, Ja, er zijn daarbinnen wel krachts- en machtsverschillen. Je hebt grote en kleine vissen. En je hebt mannen en vrouwen.
*) F. Akkerman, Studies in the posthumous works of Spinoza. On style, earliest translation and reception, earliest and modern edition of some texts. Diss. R.U. Groningen, 26 juni 1980
**) H. de Dijn, Ervaring en theorie in de staatkunde. Een analyse van Spinoza’s Tractatus Politicus, in: Tijdschrift voor Filosofie 32 (1970) 30-71, vooral 61 e.v. (noot van Akkerman)
***) Miriam van Reijen, 'Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is sterk', Klement-Pelckmans, Kampen, 2008
Stan Verdult | 18-08-2008
http://spinoza.blogse.nl/log/hersteld-hebben-vrouwen-bij-spinoza-een-bijzondere-natuur.html
Politiek traktaat (PT, 1677)
Dit is een geheel ander soort werk dan het Theologisch-politiek traktaat. Spinoza's vroegtijdige dood heeft hem verhinderd het traktaat af te maken. Dat is des te tragischer, omdat het betoog precies daar afbreekt waar Spinoza overgaat naar de behandeling van de democratie, de staatsvorm die hij wel zelf als de best mogelijke zag. Het Politiek traktaat is een theorie van de verschillende mogelijke staatsvormen, monarchie, aristocratie en democratie. De staat is uiteindelijk het resultaat van werking van de emotionele krachten waardoor mensen bewogen worden en van de beperkingen van de rede. Een monarchie is voor Spinoza alleen acceptabel als de macht van de vorst voldoende wordt ingeperkt, zodat hij niet tot tirannie kan vervallen. De aristocratische staatsvorm is al beter, omdat daar een grotere spreiding van de macht is. Onder democratie verstaat Spinoza een staat waarin iedereen het actieve en passieve kiesrecht heeft - met enige inperkingen. Die zijn van dien aard, dat uiteindelijk toch maar een minderheid aan het politieke leven kan meedoen. Om te beginnen komt het kiesrecht slechts toe aan de ingezetenen, niet aan vreemdelingen. Voorts wil Spinoza iedereen uitsluiten die onder het gezag van een ander staat. Daarmee sluit hij expliciet vrouwen en slaven uit, omdat die volgens hem onder het gezag van hun echtgenoten respectievelijk meesters staan. Hij toont zich een kind van zijn tijd als hij beweert dat vrouwen van nature te zwak zijn om zich te handhaven en tegen mannen op te staan, waardoor ze zich steeds weer laten domineren door mannen. Uit deze argumentatie vloeit echter noodzakelijkerwijs voort dat, als de vrouw zich wel aan de dominantie van de man weet te ontworstelen en hem kan evenaren in macht en zelfbewustzijn, er geen reden meer is haar de deelname aan het politieke proces te ontzeggen.
Samengesteld door J. Pos t.b.v. alfi voor de bijeenkomst van 16 november 2009.
=====================================================================
OBW nog wat losse fragmenten ....
=====================================================================
Wim Klever, Een zwarte bladzijde? Spinoza over de vrouw. ANTW 84,1, pp 38-51, 1992
(..)
Margaret Gullan-Whur, Spinoza and the Equality of Women:
http://www3.interscience.wiley.com/journal/120701552/abstract?CRETRY=1&SRETRY=0
ABSTRACT
Abstract: On the last page of A Political Treatise Spinoza denies that women are subject to men by convention only. He excludes females from participation in politics on the grounds that they are "by nature … necessarily" (that is, by the logical and causal necessity which are for him equivalent) unequal to men "in strength of mind and intellectual ability". This claim is examined in relation to four of Spinoza's foundational principles. It is found to be in tension with all four, and with the psychological, social, political and moral deductions Spinoza makes from them, and is moreover an internally weak argument.
Puritein van de geest
de Volkskrant, Boeken, 12 maart 1999 (pagina 39), door Kees Fens
De zeventiende-eeuwse Nederlandse filosoof van Portugees-joodse komaf Spinoza (1632-1677) was de meest kritische geest van zijn tijd. De Britse filosofe Margaret Gullan-Whur schetst een fascinerend portret van een eenling die een internationale grootheid werd.
EEN EERSTE zin kan zoveel te denken geven dat lezing van een heel boek erdoor wordt bepaald. Dit is de eerste zin van Within Reason - A Life of Spinoza van de Britse filosofe Margaret Gullan-Whur: 'Ondanks de vochtige Noordzeemist die Aristoteles' wet van de non-contradictie - want het regende niet en toch regende het - tartte, was de baby gezegend met zijn geboorte in Amsterdam.'
De baby is Baruch Spinoza. De uitdaging van een filosofische wet of misschien wel de ontkenning ervan (iets kan niet tegelijk zijn eigen ontkenning zijn) begeleidde de geboorte van een filosoof. Erger lijkt niet mogelijk.
Of op 24 november 1632 inderdaad een mistregen zich over Amsterdam verspreidde, weten we natuurlijk niet. Of Spinoza zich in zijn werk met de wet van de non-contradictie van Aristoteles heeft beziggehouden, wordt uit de biografie niet duidelijk. Zij is in elk geval niet het hart ervan.
Waarom dan dit begin? Speelsheid? Maar zelfs speelsheid moet zin hebben. Literatuur? De geboorten van veel groten gaan gepaard met bijzondere natuurverschijnselen. En regen die geen regen is, is natuurlijk een bijzonder verschijnsel, hoe gewoon het ook in Nederland is.
De eerste zin is een fraaie mededeling, maar betekenis heeft hij niet. Misschien was hij een mooi begin geweest voor een roman, met de wet van de non-contradictie als centraal thema. Maar de biografie moge een literair karakter hebben, ze blijft in de eerste plaats een historisch werk.
Natuurlijk ontdek je de leegheid van het vertoon pas na enige tijd: je blijft hopen op een passage waarin het begin ineens zin krijgt. Dat duurt even, tot je ontdekt dat dat begin in een andere zin kenmerkend is voor deze biografie van een filosoof. De auteur laat uit nogal wat gebeurtenissen, met name uit de vroege jaren van Spinoza, denkbeelden uit diens werk gestalte krijgen. De wereld gedraagt zich al spinozistisch voordat de jonge Baruch begon te denken.
Literairder en romanachtiger kan het nauwelijks. De hoofdfiguur van de biografie krijgt het gepredestineerde leven van de hoofdfiguur van een roman. En een lezer die niet ongevoelig is voor literaire constructies, gaat vanzelf meedenken, bijvoorbeeld over de diepe zin van het geluk in Amsterdam te worden geboren, ondanks de wijsgerige onwilligheid van het weer.
Dat geluk was dat men er veilig was voor de Spanjaarden, die militair nog altijd delen van de Nederlanden bedreigden. Bij een dreiging konden in Amsterdam de sluizen worden geopend en een zondvloed zou de toegang tot de stad onmogelijk maken. Spanje waren de ouders van Baruch Spinoza nu juist ontvlucht. In Amsterdam was men veilig.
Maar dat zou Baruch Spinoza al vrij jong niet meer zijn. Toen hij uit de joodse religieuze gemeenschap was gestoten, moest hij ook de stad uit. Hij was jood en geen jood, denkt men haast vanzelf. De lezer krijgt voortdurend mooie literaire constructies voorgezet of hij krijgt de kans die zelf in de geest van het boek te maken. De biografie krijgt het karakter van de gesloten wereld van een roman.
De auteur is filosofe. Zij promoveerde op een dissertatie over de wijsbegeerte van Spinoza. Zij kent het werk uiterst grondig - zo goed dat ze soms haast vanzelf spinozistisch begint te denken. Een even diepgaande kennis heeft zij van het werk van Spinoza's filosofische en andere wetenschappelijke tijdgenoten.
Haar boek laat zich het best omschrijven als de biografie van Spinoza's denken. Lijkt dat denken in eerste instantie voort te komen uit Spinoza's jonge jaren (waarover we niet zoveel weten, heel veel eruit is bij de auteur reconstructie of vermoeden), in de latere jaren van zijn leven lijkt zijn denken de erbij passende wereld op te roepen. Ik heb, geloof ik, niet eerder een biografie gelezen die zich bijna volledig als een schitterend bedenksel laat lezen.
En toch, het historisch onderzoek van de auteur is grondig geweest. Ze roept het zeventiende-eeuwse Amsterdam op, geeft ook een mooi beeld van het Den Haag uit die tijd (in Den Haag woonde Spinoza zijn laatste jaren, hij stierf er ook en werd er - in een kerk! - begraven). De lotgevallen van de Zeven Provinciën in de periode van Spinoza's leven - politiek, militair en levensbeschouwelijk - worden uitvoerig en vaak met gedetailleerde kennis van zaken beschreven. Hetzelfde geld voor de gemeenschap van de Spaans-Portugese joden in Amsterdam.
Het geestesleven van de periode, waarin traditionele gesloten godsdienstige én maatschappelijke werelden openingen beginnen te vertonen - het licht van de achttiende eeuw is aan de horizon - kent de auteur door en door, misschien zelfs te goed, want uitvoerigheid over bijfiguren is haar niet vreemd. Spinoza krijgt de geesteswereld van zijn tijd rondom zich, waardoor hij in de geest van de tijd lijkt te passen, al maakt zijn radicaliteit hem uniek in een denkwereld die vaak door geven en nemen werd bepaald.
Het moet de literaire presentatie zijn, en dat wil zeggen de soms even schitterend als kunstmatig aangebrachte samenhang, die de biografie vanaf de eerste zin dat bedachte en dus bedenkelijke karakter geeft, een gelijk karakter als het beeld van de Nederlandse zeventiende-eeuw van Simon Schama. De biograaf en de historicus dienen een literaire ascese te beoefenen. De filosoof trouwens ook. In dat opzicht is Spinoza voorbeeldig.
Van een al gegeven beeld geeft de biografie een indrukwekkende bevestiging: de eenzaamheid van Spinoza. Hij lijkt met zijn denken alleen. Zijn vele contacten versterken die isolatie eerder dan dat ze die verzwakken. De eenzaamheid lijkt zelfgezocht voor deze puritein van de geest, de meest kritische geest van zijn tijd ook. Juist die eenzaamheid maakt zijn leven weinig gebeurtenisrijk; de auteur kan zijn leven beschrijven met de namen van zijn woonplaatsen als structuur ervan.
Dat er zo weinig over zijn persoonlijk leven bekend is, lijkt een bevestiging van zijn leer. Het uiten van ontelbare vermoedens - 'het zou', 'het is mogelijk', 'het is niet ondenkbaar' - over dat persoonlijk leven lijkt met het denken van de hoofdfiguur van de biografie in strijd.
En toch, wanneer je je laat opnemen in het verhaal, raak je steeds meer gefascineerd, niet het minst door de raadsels die het leven oproept. Spinoza's internationale bekendheid bijvoorbeeld tijdens zijn leven en dat bij een dergelijke isolatie, terughoudendheid ook: een deel van zijn werk hield hij ongepubliceerd. Men wordt geboeid door de vele parallellen die zich opdringen: historische, levensbeschouwelijke, al kunnen die voor een deel kunstmatig zijn.
Wellicht het meest frappant is - uit andere bronnen natuurlijk bekend, maar in de concentratie van de biografie haast vergroot - de betrekkelijkheid van de beroemde Nederlandse verdraagzaamheid en de daaruit volgende angst - ook bij Spinoza - bij andersdenkenden. God bleef toch de alleenheerser middels de kerk en de synagoge en hun fundamentalistische leer. De moed tot doordenken bij die grote geest in dat zeer breekbare lichaam wordt des te bewonderenswaardiger.
Dit blijft het wonderbaarlijkste. Spinoza is opgegroeid in een totaal andere cultuur dan de Nederlandse, een cultuur die zich ook nog bewust isoleerde van de - Amsterdamse - wereld eromheen. Hij krijgt, eenmaal uit die gemeenschap gestoten, een steeds meer Nederlands karakter, welke invloed ook het Spaanse mysticisme op zijn wijsbegeerte heeft gehad.
De naamverandering van Baruch in Benedictus - beide namen betekenen 'gezegend' - is meer dan een symbolische zaak. Die 'vernederlandsing' krijgt in de biografie vaak uitstekend gestalte, zeker in Spinoza's afkeer van alle uiterlijkheid, zijn voorkeur voor eenvoud en bijna strenge soberheid in het dagelijks leven. Hij leefde tenslotte in de door zijn denken bereikte harmonie van de geest, in het licht van de waarheid dat door alle Hollandse regen heen schijnt. Van die eenling, als door Margaret Gullan-Whur opgeroepen, gaat men ten slotte houden. Of is het van zijn geest?
Ondanks de opzet en presentatie dwingt de wijze waarop de auteur van buiten af de Hollandse samenleving van de zeventiende eeuw is binnengedrongen, diep respect af. Anderzijds kent zij de Engelse denkwereld van de zeventiende eeuw grondig. En dat geeft aan veel van de inhoud van het boek het karakter van een wisselwerking dat door een Nederlander moeilijk bereikt kan worden. Haar kennis ook van de Engelse literatuur levert het aardigste citaat uit het boek, vier versregels van Andrew Marvell (1621-1678) over het zeventiende-eeuwse Amsterdam:
Hence Amsterdam, Turk-Christian-Pagan-Jew,
Staple of Sects and Mint of Schism grew,
That Bank of Conscience, where not one so strange
Opinion finds but Credit, and Exchange.
De aan de handels- en financiële wereld ontleende metafoor is natuurlijk schitterend, want dat wij overal munt uitslaan, is toch onze meest kenmerkende eigenschap.
Copyright: Fens, Kees
Margaret Gullan-Whur: Within Reason - A Life of Spinoza., Jonathan Cape, import Nilsson & Lamm; 398 pagina's; F 72,80., ISBN 0 224 05046 X.
http://www.siebethissen.net/Spinozisme_en_Vrijdenken/2000_Het_leven_van_Spinoza.htm
HET LEVEN VAN SPINOZA VOLGENS MARGARET GULLAN-WHUR
Dat Spinoza ‘de vrouwen niet gelijk acht aan de man wat betreft hun macht en hun vermogen’, daar kan Van Reijen nog wel mee leven. Ze interpreteert deze woorden als de constatering van een gegeven en niet als een uitspraak met een normatieve waarde. Maar dat hij de vrouw uitsluit van het kiesrecht en van overheidsfuncties omdat volgens hem ‘[*] niet zonder groot gevaar voor rust en vree, mannen en vrouwen samen kunnen regeren’, dat vindt Van Reijen toch wel jammer. Op dit punt had ze bij haar held wat meer durf willen zien.
OBW op trefwoord de passages in engelse vertalingen van een paar hoofdwerken van Spinoza
Spinoza - uitspraken met ‘woman..’ erin
Ethica:
not from any womanish pity, favour, or superstition, but solely by the guidance of reason
a delirious man, a garrulous woman, a child, and others of like complexion, believe
that they speak from the free decision of their mind, when they
are in reality unable to restrain their impulse to talk.
he is compelled to associate the image of his loved one with the image
of him whom he hates. This condition generally comes into play
in the case of love for a woman: for he who thinks, that a woman
whom he loves prostitutes herself to another, will feel pain, not
only because his own desire is restrained, but also because,
being compelled to associate the image of her he loves with the
parts of shame and the excreta of another, he therefore shrinks
from her.
it is plain that the law against the
slaughtering of animals is founded rather on vain superstition
and womanish pity than on sound reason.
We sometimes see men so absorbed in one object, that,
although it be not present, they think they have it before them;
when this is the case with a man who is not asleep, we say he is
delirious or mad; nor are those persons who are inflamed with
love, and who dream all night and all day about nothing but their
mistress, or some woman, considered as less mad, for they are
made objects of ridicule.
As concerning marriage, it is certain that this is in
harmony with reason, if the desire for physical union be not
engendered solely by bodily beauty, but also by the desire to
beget children and to train them up wisely; and moreover, if the
love of both, to wit, of the man and of the woman, is not caused
by bodily beauty only, but also by freedom of soul.
So, again, those who have been ill received by a woman they love
think of nothing but the inconstancy, treachery, and other stock
faults of the fair sex; all of which they consign to oblivion,
directly they are again taken into favour by their sweetheart.
Thus he who would govern his emotions and appetite solely by the
love of freedom strives, as far as he can, to gain a knowledge of
the virtues and their causes, and to fill his spirit with the joy
which arises from the true knowledge of them:
Theologico-Political Treatise:
Thus it is brought prominently before us, that superstition's chief
victims are those persons who greedily covet temporal advantages; they it
is, who (especially when they are in danger, and cannot help themselves) are
wont with Prayers and womanish tears to implore help from God
Jeremiah, miserable and weary of life, prophesied the disasters of the Hebrews, so
that Josiah would not consult him, but inquired of a woman, inasmuch as it
was more in accordance with womanly nature that God should reveal His mercy
thereto.
Spinoza - uitspraken met ‘women’ erin:
Political Treatise:
"I had heard," says Orsines, "that women once reigned in Asia, but for a eunuch to reign is
something new."
I say expressly. "who owe allegiance to the laws of the country only," to
exclude foreigners, who are treated as being under another's dominion. I
added, besides, "who are independent," except in so far as they are
under allegiance to the laws of the dominion, to exclude women and
slaves, who are under the authority of men and masters, and also
children and wards, as long as they are under the authority of parents
and guardians.
But, perhaps, someone will ask, whether women are under men's
authority by nature or institution? For if it has been by mere
institution, then we had no reason compelling us to exclude women from
government. But if we consult experience itself, we shall find that the
origin of it is in their weakness. For there has never been a case of
men and women reigning together, but wherever on the earth men are
found, there we see that men rule, and women are ruled, and that on this
plan, both sexes live in harmony. But on the other hand, the Amazons,
who are reported to have held rule of old, did not suffer men to stop in
their country, but reared only their female children, killing the males
to whom they gave birth. [1] But if by nature women were equal to men,
and were equally distinguished by force of character and ability, in
which human power and therefore human right chiefly consist; surely
among nations so many and different some would be found, where both
sexes rule alike, and others, where men are ruled by women, and so
brought up, that they can make less use of their abilities. And since
this is nowhere the case, one may assert with perfect propriety, that
women have not by nature equal right with men: but that they necessarily
give way to men, and that thus it cannot happen, that both sexes should
rule alike, much less that men should be ruled by women. But if we
further reflect upon human passions, how men, in fact, generally love
women merely from the passion of lust, and esteem their cleverness and
wisdom in proportion to the excellence of their beauty, and also how
very ill-disposed men are to suffer the women they love to show any sort
of favour to others, and other facts of this kind, we shall easily see
that men and women cannot rule alike without great hurt to peace. But of
this enough.
Theologico-Political Treatise:
It follows from the last chapter that, as I have said, the prophets were
endowed with unusually vivid imaginations, and not with unusually, perfect
minds. This conclusion is amply sustained by Scripture, for we are told
that Solomon was the wisest of men, but had no special faculty of prophecy.
Heman, Calcol, and Dara, though men of great talent, were not prophets,
whereas uneducated countrymen, nay, even women, such as Hagar, Abraham's
handmaid, were thus gifted.
Moreover, a man cannot be ordered to be wise any more than he
can be ordered to live and exist. (23) Men, women, and children are all
alike able to obey by, commandment, but not to be wise.
nog wat wiki-info:
http://nl.wikipedia.org/wiki/Baruch_Spinoza
data Spinoza 1632 - 1677
Baruch’s moeder overleed in 1638, zijn vader in 1654.
Daarna komt Spinoza in conflict met de Amsterdamse joodse gemeenschap. Hij wordt op 27 juli 1656 uit de sefardische gemeente verbannen, zoals eerder Uriel da Costa was overkomen. Het is mogelijk dat niet Spinoza's filosofische ideeën de aanleiding waren voor zijn verbanning, maar het gegeven dat hij zich onderwierp aan het Hollands recht in plaats van het Joodse. Spinoza weigerde namelijk om na het overlijden van zijn vader diens erfenis met louter schulden te accepteren en liet zich daarom als burger van Amsterdam minderjarig verklaren onder Hollands recht. Volgens de Joodse wetten was hij echter sinds zijn dertiende jaar volwassen. Tevens deed hij aanspraak op de erfenis van zijn moeder. Hiermee keerde hij zich tegen de wetten en gewoonten van de Joodse gemeenschap.
Engelse wiki daarnaast als redenen voor de ban:
Righteous indignation on the part of the synagogue elders at Spinoza's heresies was not the sole cause for the excommunication; there was also the practical concern that his ideas, which disagree equally well with the orthodoxies of other religions as with Judaism, would not sit well with the Christian leaders of Amsterdam and would reflect badly on the whole Jewish community, endangering the limited freedoms that the Jews had achieved in that city.
The pronouncement preceding the ban reads:
The chiefs of the council make known to you that having long known of evil opinions and acts of Baruch de Spinoza, they have endeavored by various means and promises to turn him from evil ways. Not being able to find any remedy, but on the contrary receiving every day more information about the abominable heresies practiced and taught by him, and about the monstrous acts committed by him, having this from many trustworthy witnesses who have deposed and borne witness on all this in the presence of said Spinoza, who has been convicted; all this having been examined in the presence of the Rabbis, the council decided, with the advice of the Rabbi, that the said Spinoza should be excommunicated and cut off from the Nation of Israel.
During this period Spinoza also became acquainted with several Collegiants, members of an eclectic sect with tendencies towards rationalism. Many of his friends belonged to dissident Christian groups which met regularly as discussion groups and which typically rejected the authority of established churches as well as traditional dogmas.
verder in de nl wiki:
Zijn verbanning uit de gemeente in het jaar 1656 was vier jaar voor zijn eerste publicatie in 1660, het jaar ook waarin Spinoza Amsterdam verliet. Het betreft het Tractatus de Intellectus Emendatione, waarin Spinoza onderzoekt hoe men ware kennis kan verwerven.
In 1663 komt het eerste deel van de Ethica als manuscript in de handen van zijn Amsterdamse vrienden.
Adriaan Koerbagh (een trouwe mee-lezende vriend van Spinoza) probeert in 1669 een werk uit te brengen, genaamd Een Ligt schijnende in duystere Plaatsen. Dit werk ademt de geest van Spinoza's filosofie. Koerbagh wordt wegens het schrijven van dit boek veroordeeld voor godslastering en sterft binnen een jaar in het rasphuis.
Spinoza schrijft hij et Godgeleerd Staatkundig Vertoog, ofwel de Tractatus Theologico-Politicus, dat in 1670 anoniem wordt gepubliceerd. Het geeft een van de eerste logische analyses van de Bijbel en geeft argumenten voor godsdienstvrijheid en tolerantie. Spinoza sluit dit boek af met een prijzende beschouwing over de vrijheid die Amsterdam haar burgers biedt. In het Theologisch-Politiek Traktaat pleitte Spinoza voor volledige vrijheid van meningsuiting en godsdienstvrijheid, dit in tegenstelling tot zijn tijdgenoten die geloof ondergeschikt wilden maken aan de staat. Spinoza baseerde zich op de kenmerken van de mens. Hierdoor ontstaat er een symmetrische relatie tussen tolereerder en getolereerde. Eerder was deze relatie, onder invloed van onder andere Hobbes, a-symmetrisch.
In het rampjaar 1672 grijpt de moord op zijn vriend en beschermheer raadspensionaris Johan de Witt en zijn broer Cornelis hem zeer aan. In 1672 was de Nederlandse Republiek in oorlog met Engeland, Frankrijk en twee Duitse Koninkrijken. De economie stortte in elkaar, waarvan de machthebbers de schuld krijgen. Johan en Cornelis de Witt werden gevangen genomen, opgesloten in de Gevangenpoort en later gelyncht. Spinoza is getuige van de moordpartij en is zo geschokt dat hij direct een plakkaat schrijft met de titel Ultimi Barbarorum.
Spinoza overlijdt in 1677. Zijn lessenaar, met daarin zijn voltooide en onvoltooide manuscripten, werd naar de uitgever Jan Riewertsz gebracht. Datzelfde jaar verscheen bij hem de Opera Posthuma ('Postume werken'). Deze werd vervolgens vertaald door Jan Hendriksz Glazemaker en in 1677 gepubliceerd als De nagelaten geschriften van B.d.S. Het verbod op publicatie, binnen enkele maanden uitgevaardigd door de Staten van Holland, heeft de verspreiding van zijn geschriften niet gestopt.
Ethica: Spinoza bewijst daarin vanuit enkele axioma's een monistische metafysica, verklaart de werking van de geest en de aandoeningen en toont de weg naar de ultieme gelukzaligheid. De natuur bestaat op zichzelf en moet uit zichzelf worden begrepen. De natuur heeft oneindig veel ‘attributen’. De mens heeft twee attributen: denken en uitgebreidheid. Afzonderlijke dingen zijn modi van de natuur. Spinoza was de eerste die het bestaan van wonderen en het bovennatuurlijke ter discussie stelde.
uit de engelse wiki:
Spinoza believes in a deterministic universe in which "All things in nature proceed from certain [definite] necessity and with the utmost perfection." Nothing happens by chance in Spinoza's world, and nothing is contingent.
His views [ on reason and emotions ] provide a bridge between religions' mystical past and psychology of the present day.
Spinoza held good and evil to be relative concepts, claiming that nothing is intrinsically good or bad except relative to a particular individual.
Marianne (mailtje 16.11.2009)
Bedankt voor het opnieuw toezenden van de bijdrage van Jan Pos. Ik heb het met interesse gelezen. Aangezien hij heel wiskundig redeneert moet er toch wel een contradictie in zijn betoog over de minderwaardigheid van vrouwen te vinden zijn. Maar dan zou ik zijn werk eerst uitgebreid moeten bestuderen. Op zich is zijn mening wel vreemd aangezien er ook in zijn tijd en de eeuw daarvoor al vrouwen waren die een belangrijke positie innamen, denk aan Johanna van Aragorn, Isabelle d' Este en Margaretha van Navarra. In 1623 schrijft de pauselijke nuntius dat "in Frankrijk alle grote gebeurtenissen en alle belangrijke politieke gebeurtenissen afhankelijk zijn van vrouwen"
Maar ja, dat waren allemaal gepriviligeerde vrouwen, uiteindelijk kreeg de gewone vrouw in Nederland pas in 1919 stemrecht. Ook Spinoza is niet los te zien van de sociale en culturele context van die tijd.
Otto (mailtje terug 16.11.2009):
Hallo Marianne,
Bedankt voor je voorbeelden - deze zijn vanavond ook op te voeren. Het zou ook wel heel bijzonder zijn als een 17e eeuwse filosoof keurig alle vandaag politiek correcte standpunten zou verwoorden...
Spinoza is geroemd om zijn vernieuwende standpunten - en ’t is duidelijk dat we bij die standpunten nog geen pleidooi vinden voor een gelijkwaardige rol van vrouwen tov mannen. Hoewel hij 't breekijzer al wel lijkt aan te reiken door te zeggen:
"
But, perhaps, someone will ask, whether women are under men's
authority by nature or institution? For if it has been by mere
institution, then we had no reason compelling us to exclude women from
government.
"
Dat hij daarna echter vervolgt met een verwijzing naar ervaring/geschiedenis en natuur en daarbij z'n huiswerk niet goed doet:
"where both sexes rule alike" (..)
"this is nowhere the case" (..)
> "women have not by nature equal right with men"
wijst mogelijk ook op 'n ingebouwd gebrek van een rationalistische benadering, nl de neiging om 'niet passende' empirie over het hoofd te zien...
hgr, Otto
======================================================================
Tijdens de dispuutsavond verklaart Eite de visie van Spinoza op de vrouw mee vanuit diens monistische ontologie. Deze verklaring is hieronder uitgewerkt:
======================================================================
Spinoza en de vrouwen; uniform/pluriform; totaliteit en andersheid.
Eite Veening, november 2009.
Ik wil mijn redenering van maandagavond nog even toelichten of uiteenzetten, maar zal dat zeker te beknopt doen. Hier zijn boeken over te schrijven en hierover is ook al veel geschreven; ik heb er het nodige over gelezen en ooit was de thematiek aan de orde in mijn afstudeerscriptie over de relatie tussen Derrida en Levinas en het staat nog eens op mijn rol voor verdere studie en publicaties.
Maar nu alleen een schets, op hoofdlijnen.
Spinoza’s filosofie poneert, gaat uit van een fundamentele eenheid; van natuur en god, van lichaam en geest en dergelijke. Die eenheid is een door de rede kenbare eenheid en dus een rationele eenheid; die eenheid kan ‘geloofd’ en ook ‘begrepen’ worden. Echt inzicht, ware kennis, laat zich niet afleiden door de schijn van veelheid maar laat zich leiden door het idee van eenheid.
In die eenheid is geen plaats voor fundamentele verdeeldheid, voor fundamentele andersheid. Uniformiteit zit achter/onder/in de pluriformiteit. Het andere is immers altijd, noodzakelijk, een deel van het ene; een aspect etc. Zo moet het schijnbaar-andere ook worden begrepen: als het eigenlijk-gelijke. Alles wat anders lijkt zal via rationele DEductie en REductie gelijk gemaakt worden aan het Ene.
De ene kritiek hierop is mogelijk vanuit een Joods denken, waarin het verschil tussen God, Mens en Wereld absolute en fundamentele is; en JUIST DAARDOOR een mogelijk relationele en dialogische. Het eenheidsdenken van Spinoza e.v.a. sluit een dialoog uit; eigenlijk gaat het altijd om een monoloog van een aspect van het ene met een ander aspect van hetzelfde; een ‘monologue interieur’. Zie Rosenzweig en Levinas hierover; onder andere. Dit eenheidsdenken is zo beschouwd gewelddadig; reducerend en daarmee onrecht-bevorderend. De ‘moeite’ van Joodse denkers (zoals Cohen) met Spinoza is niet alleen een historische kwestie (moeite met de ‘ketter’), maar ook een fundamenteel-filosofische.
De andere kritiek hierop is mogelijk vanuit het feminisme, waarin de andersheid van vrouwen ten opzichte van mannen wordt benadrukt en waarin wordt geanalyseerd dat het eenheidsdenken altijd een mannelijk denken is, dat hierarchisch is en dat de andersheid van (o.a.; of m.n.) vrouwen uitsluit. Mannen kennen en articuleren die eenheid; in de filosofie, in de kerk, in de staat, in de maatschappij breed. Vrouwen moeten zich dat laten vertellen; ‘gezeggen’. Mannelijk-filosofische kritiek op vrouwelijk denken gaat bijna altijd hierover: hun irrationaliteit, ook hun speelsheid, differentiedenken etc. Zie Irigaray hierover; onder andere.
Vanuit zowel een Joods-dialogische als een radicaal-feministische analyse is het vrouw-onvriendelijke van Spinoza niet (alleen) te begrijpen als een psychologische reactie op een mislukte liefde voor de dochter van Van der Ende of een sociaal-normale denkwijze binnen de normen van zijn cultuur en tijd, maar (ook, juist) als een bijna onafwendbaar aspect van zijn filosofie. Hij zou in grotere intellectuele problemen zijn gekomen als hij aan vrouwen een andere status had toegekend.
Het lastige is dat deze kritieken elkaar niet echt vinden: over het algemeen hebben feministische auteurs weinig redenen om in het Jodendom naar steun te zoeken en anderzijds is iemand als Levinas ook als redelijk vrouw-onvriendelijk te typeren: in mijn afstudeerscriptie heb ik o.a. een kritiek van Derrida bestudeerd op Levinas waarin juist dit aan de orde was: waar is bij Levinas ruimte voor de andersheid van de vrouwen?
De meest relevante combinatie van beide kritieken vind ik dan ook in het werk van Derrida. Hij heeft duidelijk Joodse wortels en schrijft daar veel en fascinerend over en juist zijn differentiedenken is een grote inspiratie voor feministische auteurs.
Tenslotte: een kleine triadistische vertaling/onderbouwing…
De centrale stelling is dus dat een conceptuele structuur waarin de eenheid van alle delen centraal staat, weinig ruimte laat voor concepten die dialogische zijn; als er geen ‘serieuze verschillen’ kunnen worden gedacht, dan zullen ze immers ook wel niet bestaan. In mijn afstudeerscriptie benadrukte ik (in lijn met Derrida en Levinas en onze Else Barth van weleer) dat een dergelijk denken een inherente gewelddadigheid kent.
De centrale kritiek daarop is te beargumenteren vanuit het leefwereldenidee in mijn 3Wt-R (H, Habitat, in plaats van W, Wereld): mensen leven in 3 werelden en hebben daarin een individuele leefwereld (in W1: de H1 van het eigen lichaam etc.; in W2 de H2 van de eigen emoties, binnenwereld etc.; in W3 de H3 van de eigen opvattingen etc.). Mensen (individueel en collectief, als groep, gemeenschap, volk, klasse etc.) leven in 3 leefwerelden die ecologisch samenhangen: er zijn ‘natuurlijke’ cultuurlijke combinaties tussen die 3. Dat is de ‘eenheid’ dan weer...
Wie de eenheid van lichaam en geest bepleit (wat Spinoza trouwens ook doet), benadrukt minstens de ecologie tussen iemands H1 en H2. (Wat mij betreft dus zeker geen eenheid maar een ecologische combinatie..)
Op grond van de verschillen tussen mannen- en vrouwenlichamen (en dus tussen mannelijke H1-en en vrouwelijke H1-en) is een verschil tussen ecologische combinaties van leefwerelden onontkenbaar: hoe zouden zo verschillende lichamen ooit dezelfde geesten kunnen ‘hebben’?
Idem voor H3.
Ergo: de verschillen tussen mensen in mannen en vrouwen impliceren verschillen tussen leefwerelden, tussen voelen en denken etc. Die verschillen zijn zo fundamenteel dat ze niet tot een eenheid te herleiden zijn. En al helemaal niet dat de man daarvoor model zou kunnen staan.
Kortom; vanuit een triadistische ontologie is het monisme van Spinoza al helemaal een reductionistische vergissing, maar zijn ook de onaangename consequenties ervan zowel te analyseren als te weerleggen.
Lang leve het Triadisme!