AlsGod, dan een WieGod of een WatGod?

Enkele globale godsdienstfilosofische overwegingen...

Eite Veening, januari-maart 2010.

Vooraf

Over [God] wordt wat afgeschreven en –gesproken! Al eeuwenlang. En dat zal nog wel even zo blijven; er zijn onderwerpen waarover mensen het niet eens kunnen worden en dat komt omdat er te veel onduidelijk is en blijft en er toch veel op het spel staat.

Als filosoof past bescheidenheid en beperking; ik proef een enkele hap uit de grote taart van het nadenken en spreken over god en religie. In elk geval zijn die vierkante haken rond het woord ‘god’ al een aanduiding dat het hier primair om een concept gaat. En dat het de vraag is of dat concept naar iets verwijst. Of naar iemand.

En dan hebben we ons godsdienstfilosofisch kernthemaatje: god als wie of wat. Als al...

In andere termen en ik denk dat het dan om ongeveer hetzelfde gaat: als transcendent of als immanent?

Algemeen

Godsdienstfilosofie is een vorm van metafysica en kent als alle vormen van metafysica een beschrijvende en een normerende optie.

Beschrijvende/descriptieve godsdienstfilosofie onderzoekt de manieren waarop het concept [god] fungeert in vertogen en probeert die vormen te systematiseren. De vraag van deze avond is een vraag die in deze vorm van godsdienstfilosofie regelmatig aan de orde is: [god] is een concept/term waarmee in vertogen wordt verwezen naar een persoon (wie?) of naar een onpersoon/zaak (wat?).

Normerende/prescriptieve godsdienstfilosofie onderzoekt de manieren waarop het gebruik van dat concept gelegitimeerd kan zijn. Atheisme en theisme en agnosticisme en ietsisme en alle mogelijke ‘-ismen’ zijn of omvatten vormen van prescriptieve godsdienstfilosofie. Maar al die vormen veronderstellen natuurlijk een descriptief vertoog: je kunt niet iets moeten wat niet is....

Daarnaast of daaronder of daarboven zijn er natuurlijk de religieuze vertogen zelf; de ‘verkondiging’ in al zijn vormen. Deze vertogen vormen natuurlijk het onderzoeksmateriaal voor die vormen van godsdienstfilosofie.

Maar er zit een kloof tussen het religieuze en het godsdienstfilosofische vertoog en die kloof is dramatisch verwoord in de merkwaardige ‘belijdenis’ van Pascal en ik citeer:

‘Vuur, God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob, niet die van wijsgeren en geleerden, zekerheid, zekerheid, aandoening, vreugde, vrede, God van Jezus Christus. Hij wordt slechts gevonden langs de wegen die in het evangelie worden geleerd. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend, maar ik heb U gekend. Vreugde, vreugde, vreugde, tranen van vreugde. Ik heb me van Hem afgescheiden. Mijn God, zult U mij verlaten? Dat ik in eeuwigheid niet van Hem gescheiden worde. Dit is het eeuwige leven: dat ze U kennen, de enige waarachtige God, en die Gij gezonden hebt, Jezus Christus. Jezus Christus, ik heb mij van Hem afgescheiden. Ik ben voor Hem gevlucht, ik heb Hem verloochend, gekruisigd. Dat ik nooit van Hem gescheiden worde.’

Dit zijn de woorden van een man die van denker gelovige wordt. Dat is een sprong (zie ook met name het werk van Kierkegaard) en die sprong is filosofisch nooit hard te beargumenteren. Want die sprong is bij uitstek irrationeel. Zelfs in de artionele geloofsweddenschap die Pascal elders formuleerde (En dat was iets als: we weten het niet zeker maar als we niet geloven terwijl Hij wel bestaat is dat erger dan als we wel geloven terwijl Hij niet bestaat, dus kunnen we maar beter geloven.)

Maar ook deze sprong kan onderwerp zijn van godsdienstfilosofische beschouwingen; zowel descriptieve als normatieve. (En van psychologische natuurlijk...)

Met een WieGod hebben meer mensen meer moeite dan met een WatGod.

Vaak wordt het onderscheid niet scherp (genoeg) gemaakt. Het anti-theisme van Dawkins, Hitchens en tal van anderen is zowel tegen het geloven in een WieGod als een WatGod gericht.

Een recent pleidooi als ‘God is gek’ van Kluun is eventueel tegen een WieGod maar zeker niet tegen een WatGod gericht.

De echte monotheïstisch godsdiensten zijn primair op een WieGod gericht, terwijl filosofen (Spionza en vele vele anderen) liever een WatGod hebben. Maar natuurlijk zijn er ook combinaties mogelijk: voor een Roomskatholiek is die WieGod ook altijd een WatGod (wij kunnen Hem ook kennen en aanbidden in Zijn schepping...); veel meer dan voor een Protestant...

WieGoden.

Probleem bij de WieGod is niet zo zeer of zhij bestaat (al gaat het daar meestal wel over) maar om welke eigenschappen zhij dan heeft. Daar gaan alle godsdiensttwisten ook over: over Zijn eigenschappen! Is Hij rechtvaardig? Liefdevol? Wraakzuchtig? Naijverig/jaloers? Geloven dat God echt bestaat, maar op Jupiter in een grot woont en champignons kweekt is wel geloven in een WieGod maar dat is als geloof, als religieuze inhoud, oninteressant en probleemloos.

Maar geloven dat God bestaat en alleen van die mensen houdt die echt in Hem geloven en die hun eigen grote zondigheid voor Zijn aangezicht beseffen en zichzelf daarom geheel willen ontledigen ter Zijner glorie; dat is heel andere koek...

In deze lijn verwijst de term ‘god’ dus naar een wezen met eigenschappen, met een reeks zaken die vergelijkbaar zijn met ons: denken, ervaren, oordelen, handelen etc. Dat is anthropomorfistisch, maar dat is op zichzelf geen denkfout. Zo wordt Hij in de bijbel ook gepresenteerd; zeker als Hij een representatieve Zoon blijkt te hebben.

Het gaat bij die WieGod dus altijd om de vraag naar een WelkeGod. Religieuze twisten gaan altijd over WieGoden. Die van Jezus (en dan nog welke, want daar is ook nog wel het nodige over te zeggen...?) of die van Mohammed of die van Moses of die van Paulus of die van .....

Ik ben indertijd theologisch zeer gevormd door het werk van de theoloog Miskotte en daarvan heb ik dit nooit vergeten: het gaat om Zijn Eigenschappen! Dat Iemand bestaat is één ding; of die Iemand ook aanbiddelijk is, is heel iets anders.

Laten we dit maar Iemandisme noemen; in tegenstelling tot

WatGoden

Probleem bij de WatGod is dat het onduidelijk is en blijft wat het al-dan-niet-bestaan ervan dat er toe doet. Geloven dat God en Natuur samenvallen is nauwelijks nog spannend en levert vooral semantische problemen op. Geloven dat God in alles is idem. Geloven dat God het wezen van het Zijn is ook. Dat zijn allemaal propositionele vormen van voor-waar-houden zonder veel existentiele betekenis. En er zijn wel discussies over mogelijk maar geen echte twisten.

En dit soort geloven heet zoals bekend al Ietsisme. En het Ietsisme van Spinoza is een ander dan dat van Jaspers of van Habermas, voor mijn part. Het gaat altijd om aspecten van de kosmos die een speciale waarde of betekenis krijgen. Die ook wel degelijk een normatieve betekenis hebben: door aspecten van de kosmos als ‘goddelijk’ of zelfs ‘God’ te benoemen wordt iets geezgd over het belang, de kwaliteit, de normatieve waarde ervan. Als ik zou beweren dat God staat voor het destructieve, chaotische, entropische in de kosmos, dan heb ik weinig verhaal voor anderen om hem dan ook te eren.... Dat wordt immers al snel iets dat juist als ‘satanisch’ wordt benoemd...

Wie of wat?

Het is op zijn minst van belang om in discussies of wat dan ook over [god] steeds expliciet te (laten) maken waar men over spreekt: over de Wiegod of de Watgod. Want dat maakt dus enorm veel verschil. En in veel teksten en discussies blijft dit onderscheid (te) impliciet. Met alle gevolgen van dien: misverstanden en verketteringen etc.

Nog eens: de relaties

Bij Wiegoden zeker, maar ook bij WatGoden zijn de levensverhoudingen van belang. Bij WieGodheden in relatie tot de mens gaat het om de dimensies van temperatuur en schikking: Is Hij de Almachtige en de Strenge (vaderachtig) of de Almachtige en de Zorgzame (moederachtig) of is Hij de Onmachtige Liefde en van ons afhankelijk etc.? Van alle varianten zijn theologische versies bekend; in (denk ik) ook alle grote Wiegodsdiensten.

Bij WatGoden is die godheid of dat goddelijke dus een deel of aspect van de kosmos inclusief of niet onszelf. En weer: wat zijn de ondertonen in termen van temperatuur en schikking? Dat maakt voor de aard van de geloofservaring enorm veel verschil

Godsdienstfilosofie

Godsdienstfilosofie is natuurlijk niet alleen gericht op het doordenken van het ‘wezen van de godheid’ maar ook op de combinatie van godsbeelden met verdere wetenschappelijke en filosofische inzichten. Dat is in elk geval de inzet geweest van tal van theologen en filosofen uit het verleden maar op dat terrein is men ook nu nog actief. Is het mogelijk om intellectueel integer WieGodgelovig te zijn? Daar lijkt het wel heel erg op. Maar dat is primair een puzzel voor die ‘gelovigen’.

Triadisme

Het was en is een uitdaging om godsdienstfilosofische kwesties door een triadistische of 3Wt-R-bril te bekijken. Ik heb daar ooit in mijn proefschrift wel een aanzetje toe gegeven maar dat niet uitgewerkt vanwege alle complicaties. Maar de uitdaging blijft. Juist omdat ‘geloven’ zo ‘persoonlijk’ lijkt te zijn...

In triadistische termen is de vraag of de term ‘god’ verwijst naar alleen een concept [god] (iets in W3 dus) of ook naar een iets of een iemand in W1, in de kosmos, waarvan mensen in W2 iets kunnen merken: de ‘religieuze ervaringen’ ?

Daar ligt bij alle geloven een begin: er zijn speciale (‘noumineuze’) ervaringen, als eventiteiten zeer werkelijk in de H2 van tal van mensen, en die ervaringen spelen in alle vertogen een belangrijke rol en worden meestal gehanteerd als argument voor de ‘werkelijkheid’ van [god] in W1. ‘Ik ervaar Hem toch?’

Maar we weten van bijvoorbeeld hallucinaties en tegenwoordig ook van virtuele werkelijkheden dat wat in iemands H2 (leefwereld van W2), als ervaring, volkomen werkelijk is, nog niet hoeft te betekenen dat er een pendante eventiteit in W1 bestaat. Maar het feit dat anderen niet ervaren (e2.1 meestal; ook bij e2.2 van belang) wat ik ervaar hoeft ook niet te betekenen dat datgene wat ik ervaar niet buiten mijn ervaring (als pendante e1) bestaat.

En daar zit de crux.

Het is en blijft dus en sprong....

En die sprong als zodanig valt buiten de filosofie!