Complementair Pluralisme in de filosofie
Voor de Dispuutsavond van Alfi op 18 oktober 2010.
Van Eite Veening
Ik wil deze avond een kwestie aan de orde stellen waar ik eigenlijk al jaren mee rondloop en waar ik nog niet echt goed uit ben. Ik heb het weer centraler in mijn aandacht genomen toen ik afgelopen zomer een workshop deed op de 10de International Conference on Philosphical Counseling in Leusden. Die workshop was een mislukking; gelukkig deed ik ook nog een Masterclass als consulent en dat liep prima.
Maar de kwestie. De kwestie is op vele manieren te formuleren maar de beste die ik nu kan bedenken is:
Hoe is een conceptueel adequaat complementair pluralisme binnen de filosofie mogelijk?
Ter toelichting: mensen verschillen, denkers en denksters verschillen, onderwerpen verschillen etc. Pluralisme alom. Daar heeft de filosofie vanouds wel moeite mee gehad omdat de filosofie toch vaak veronderstelde dat Achter de verdeeldheid een Eenheid en Orde te vinden zou zijn. Dat de verdeeldheid en diversiteit Schijn was en dat eenheid het Wezen was.
En het is ook niet evident dat mensen, denkers, dus serieuze en integere mensen, toch?, het met elkaar over kwesties oneens zouden kunnen blijven.
Dat het ene eten je beter smaakt dan het andere; dat is geen probleem. Dat de een kaal is en de ander overbehaard; ach, dat zijn de spelingen der natuur. Maar opvattingen over waarheid en goedheid, inzichten in de juiste ordening van de samenleving, principes voor kennisverwerving: dat is toch geen kwestie van smaak of speling der natuur meer?
Dus Of de een heeft gelijk en de ander ongelijk, Of we hebben allemaal nog ongelijk en we moeten er nog eens goed over nadenken... waarna we het eens zullen worden; in principe!
Nee dus. Pluralisme lijkt de filosofie is onoverkomelijk en zal wel als een gegeven gezien moeten worden. Maar pluralisme is filosofisch niet onproblematisch.... Zeker niet omdat het als filosofisch vraagstuk ‘opgelost’ moet worden!
Dit is in de USA-filosofie, mede om onderwijspolitieke en culturele redenen, al lang een thema geweest en daar zijn mensen geweest die dat grondig hebben doordacht; vooral ergens na WO2 toen het fenomeen dringender werd. Na ene McKeon, waarvan ik de indruk heb dat die zelfs in de USA intussen een ‘vergetene’ is geworden (en wie kent hem hier?), was het iemand als Walter Watson die de kwestie systematisch doordacht in het boek ‘the Archiotectonics of Meaning; foundations of the new pluralism’ (1985, 1993). Na dit boek deed ene David Dilworth het nog eens dikjes over in zijn boek ‘Philosophy in world perspective; a comparative hermeneutiek of the major theories’ (1989).
Ik heb die boeken al jaren in de kast en ook gelezen en wachtte steeds op een vervolg en dat kwam niet. Intussen is Watson heel oud en Dilworth ook al ruim in de 70 en uit recent mailcontact met hem bleek ook dat er na dit boek niets mee is gedaan. Hij aarzelt nog over een heruitgave...
Dat zou natuurlijk kunnen betekenen dat er iets mis mee is. Maar dat hoeft niet; waarschijnlijker acht ik dat hun benadering gewoon te lastig en te ‘meta’ is.
Vanavond zullen we het erover hebben. Maar ik wil de avond beginnen met een soort ‘testje’; een ‘meting’ van affiniteit met denkers, als waarschijnlijke blijk van affiniteit met datgene waarover wij spreken en dus als blijk van pluriformiteit....
En waarover wij spreken; dat volgt dan later...