Fred Keijzer

Filosofie van de toekomst – over nut en noodzaak van sciencefiction.

inleiding ALFI jaarvergadering 27.3.2010

[ korte samenvatting OBW: ]

Sciencefiction (hierna SF) beschouwt FK als een serieuze zaak, onder meer omdat SF kan leiden tot sciencefacts (bv man op de maan, satellieten, ruimtestations, etc).

FK beschouwt geschreven SF als serieuzer en dieper dan bv gefilmde SF.

Goede SF presenteert volledig nieuwe ideeën.

SF is in de twintiger jaren van de 20e eeuw ontstaan als literaire subcultuur, die gekenmerkt werd door het openstaan voor die nieuwe ideeën.

Als recent voorbeeld van openstaan voor en gebruiken van nieuwe ideeën noemt FK Eyeborg van de documentaire-maker Rob Spence, die een camera in zijn rechter oogkas inbouwde om zo op een andere manier naar de mensen, de wereld en de toekomst te kijken. Een ander voorbeeld is de jong blind geworden Ben Underwood die ‘zag’ met zijn oren door zoiets als echo-locatie te ontwikkelen.

SF presenteert een domein van onwaarschijnlijke, maar in de toekomst misschien mogelijke, variabele ideeën. Door met verbeelding vooruit te zien schept SF een denkruimte voor de toekomst, waardoor we ons mogelijk beter zouden kunnen oriënteren. Een analogie met evolutie speelt daarin een rol: hoe groter de variatie, hoe meer ontwikkelingsmogelijkheden.

Als voorbeeld noemt FK een speculatieve antropologie, een optimistisch bedoelde ‘apendroom’, waarin nieuwe beelden van mensen zouden kunnen helpen om problemen op te lossen. Door los te breken uit onze particuliere en culturele interesses en uit vertrouwde tegenstellingen (bv lichaam en geest), door in te zien dat onze cultuur maar een dunne ‘slice’ is van een lang evolutionair proces en door zowel ver achteruit als ver vooruit te kijken zouden we beter in staat kunnen zijn om inschattingen te maken wat we kunnen verwachten en grote lijnen uit te zetten, wat meer houvast zou kunnen bieden voor de lange termijn.

De tijd waarin we nu leven zou lijken op de Cambrian Explosion – het gevoel is dat er grote veranderingen op til zijn [ vgl de naar verwachting van sommigen binnen afzienbare tijd op te treden ‘singulariteit’, waarin combinaties van biotechnologie en ict zouden kunnen leiden tot een (evolutionair gezien) qualitatieve sprong ].

FK toonde nog een voorbeeld uit Star Trek Voyager waarin sprake is van een collectieve ‘zwermgeest’, waarin de individualiteit opgaat. Een dergelijk collectief bewustzijn zou een heel andere kijk op de werkelijkheid opleveren, waarbij het de vraag is wat hiervan de positieve en negatieve gevolgen zouden kunnen zijn. In SF wordt dat op verschillende manieren verkend.

In SF zijn twee scenario’s dominant: de ruimte in met nieuwe technologieën en de ontwikkeling van virtuele toekomsten in digitale werelden.

 

kanttekening Eite:

Een associatie van mij bij dit alles was en is de herhaalde verbazing over een soort asymmetrie: die tussen het mogelijke en het onmogelijke.

En een vergelijkbare asymmetrie zie ik tussen het ware en het onware. En er is meer te bedenken: het gebodene en het verbodene bijvoorbeeld.

In SF worden mogelijke perspectieven geschetst en wordt, zie Keijzer, ook gepleit voor doordenken van mogelijkheden en fantaseren van en over mogelijkheden.

OK, dat kan.

Maar tegenover 5 mogelijkheden staan minstens 5x5x5x5x5 onmogelijkheden. Tegenover 5 waarheden staan talloze onwaarheden.

Het is immers veel moeilijker om waarheden te vinden/beweren dan onwaarheden; daar zijn er immers veel meer van!

Zo ook in de SF: tegenover die talloze geschreven verhalen over mogelijke toekomstscenario’s staan de tallozer ongeschreven verhalen over onmogelijke toekomstscenario’s.

Of we maken onderscheid tussen SF en Fantasy. Fantasy is het genre van het onmogelijke of op zijn minst zeer onwaarschijnlijke verhaal.

Maar het gaat verder. Dat van die zekerheid over het ware versus over het onware; dat vind ik toch wel heel verrassend. Eigenlijk.

Dat geldt volgens mij voor zowel de logische (on-)mogelijkheden als voor de empirische (on-)mogelijkheden.

 

 

 

OBW - een paar vragen:

 

 

SF

an incredible

yet sometimes probable

mixture

of

science, non-science and non-sense

story, soap and vision

another game of metaphors

taken too seriously

 

 

Frank Ankersmit, Voorspellen kan wel (Trouw, 15.1.2011)

mee nav Harry Janssen, Triptiek van de Tijd (2010)

HJ: De tijd heeft als doel op te gaan in de eeuwigheid. Tegelijkertijd is de tegenwoordige tijd, waarin verleden, heden en toekomst zich voltrekken, een onvolmaakte voorafschaduwing daarvan.

FA: De geschiedenis van de mens is maar een korte fase in de geschiedenis van de natuur (cf Jared Diamond, Guns germs and steel (1997): het ontstaan van beschavingen is bepaald door klimaat, gewassen en diersoorten. Günther Dux, Geschlecht und Gesellschaft (1994) over de evolutie van liefde. Richard Dawkins, The selfish gene (1976): genen maken de geschiedenis en de mens is daarvan een bijprodukt ).

FA Geschiedenis wordt de geschiedenis van de species mens en daarmee van de biologie of de natuur. De wereldgeschiedenis vertelt een ander verhaal over het verleden en geeft een ander (volgens FA helderder) beeld van de toekomst. Popper zou betoogd hebben dat we de toekomst van de menselijke geschiedenis niet kunnen voorspellen omdat we niet weten wat de toekomstige stand van wetenschap en techniek is, en dat zijn nu net de factoren die in belangrijke mate iedere fase in de geschiedenis bepalen. FA betoogt dat de wereldgeschiedenis twee toekomst-scenario’s heeft: 1 wat ontstaat, verdwijnt ook weer (vgl Camille Flammarion, La fin du monde (1894)); 2 de geschiedenis van de mens evolueert tot de geschiedenis van de natuur: in de mens komt de natuur tot een bewustwording van zichzelf, wat zich vervolgens ontwikkelt tot een versmelting van mens en universum (cf Hegel, 177-1831). De science-fiction-schrijver Arthur Clarke (1917-2008), A Space Odyssey (1968) voorziet dat op termijn alle vergankelijke onderdelen van de mens door iets soliders zijn te vervangen, waarmee de kloof tussen geest en materie overbrugd zou lijken. In Childhood’s End (1964) voorziet Clarke een versmelting van alle individuele bewijstzijnen tot een alomvattend bewustzijn dat uiteindelijk de kloof tussen zichzelf en de natuur overbrugt. Bewustwording van de natuur zou zo overgaan in eenwording met de natuur, waarmee de mens zou participeren in ‘de oneindigheid van het universum’. De mens zou zich van deze universele bestemming (vagelijk) bewust zijn in een herinnering, niet aan het verleden, maar aan de toekomst. Daarmee staat de geschiedenis ahw op haar kop: het heden is niet zozeer doortrokken van het verleden, maar van de toekomst. In het tijdsbegrip vervloeien de menselijke ervaring van de geschiedenis en de geschiedenis van het universum in elkaar.

[ obw polen verleden – toekomst, metafoor: snaar trilling tussen twee punten die tov elkaar bewegen en ook kunnen samenvallen ]